Instructions

101
8. Aanduidingen en symbolen op het display
De volgende symbolen en aanduidingen zijn zichtbaar op het apparaat of op het display.
1 Automatische uitschakeling is actief
2 Automatische meetbereikkeuze is actief
3 Symbool voor diodentest
4 Symbool voor continuïteitsmeting
5 Symbool voor maximale waarde-weergave
6 Symbool voor minimale waarde-weergave
7 Symbool voor actieve data hold-functie
8 Delta-symbool voor actieve relatieve waardemeting
(= weergave van de relatieve waarde)
9 Symbool voor actieve laagdoorlaatlter
10 Indicatie voor het vervangen van de batterij
11 V = Volt (eenheid van de elektrische spanning), mV = millivolt (macht -3)
A = Ampère (eenheid van de elektrische stroomsterkte)
12 Eenheid van temperatuur (°Celsius = Europees, °Fahrenheit = empirisch)
13 Symbool voor frequentiemeting en pulsduurratio in %
14 Meetwaardeweergave
15 Staafdiagramweergave met teken bij negatieve meetwaarden
16 Symbool voor het gebruik met wisselstroom
17 Teken bij negatieve meetwaarden
18 Symbool voor het gebruik met gelijkstroom
19 nF = Nanofarad (macht -9; eenheid van elektrische capaciteit)
µF = Micro-Farad (macht -6)
20 Symbool voor gebruik met lage impedantie
21 Ω = Ohm (eenheid van de elektrische weerstand),
kΩ = Kilo-Ohm (macht 3),
MΩ = Mega-Ohm (macht 6)
OFF Schakelaarstand “uit”
NCV Contactloze wisselspanningsdetectie (alleen V-AC)
True RMS Echte effectieve-waardemeting
HOLD Data-hold functie bekijken/uitschakelen
MAX MIN Knop voor max.-/min. functie
REL Oproep relatieve waardemeting en referentiewaarde instellen (niet mogelijk voor continuïteitstest,
diodetest, frequentie en NCV)
RANGE Knop voor handmatige instelling voor het meetbereik