Installation Instructions

D-300620 25
4.8.2 PGM definiëren
Voor de PGM uitvoer kunt u selecteren: uitschakelen,
aanzetten, afzetten of pulserend (aanzetten voor een
vooraf gedefinieerde periode, geselecteerd door
PULSTIJD), als volgt:
INGESCHAKELD BIJ WEG (bij WEG inschakeling).
INGESCHAKELD BIJ THUIS (bij THUIS inschakeling).
BIJ UITGESCHAKELD (bij uitschakeling).
BIJ GEHEUGEN (geactiveerd bij registratie van een
alarm in het geheugen, afgezet bij geheugen wissen).
BIJ VERTRAGING (gedurende uitloop /
inloopvertraging).
BIJ KEYFOB (zodra op de AUX knop van de MCT-
140+ keyfob zender wordt gedrukt en als PGM/X-10
op de locaties 17 en 18 van het menu “paneel
definiëren” is geselecteerd).
BIJ ZONES (bij verstoring van iedere van de 3
geselecteerde zones, ongeacht ingeschakeld /
uitgeschakeld). Als u overschakelen, selecteert wordt
de PGM-uitvoer aangezet bij gebeurtenissen in deze
zones en wordt weer afgezet bij de volgende
gebeurtenis.
BIJ LIJNSTORING: PGM-uitvoer is AAN als de
telefoonverbinding is verbroken.
4.8.3 INT/FLITS definiëren
Hier bepaalt u of de INT uitgang voor een interne sirene of
voor een flitser gebruikt wordt. Als flitser geselecteerd is,
wordt de INT uitgang geactiveerd bij een alarm totdat het
systeem is uitgeschakeld en weer ingeschakeld (m.a.w.
geheugen wissen).
4.8.4 X-10 ALGEMENE DEF
Voor X-10 apparaten kunt u de volgende acties selecteren:
KNIPPEREN BIJ ALARM (u kunt geen knipperen of alle
lampen knipperen selecteren om de X-10 lampen in
alarm condities in te stellen).
PROBL INDICATIE (u kunt niet aangeven of aangeven
selecteren voor X-10 storingsindicatie door de STORING
LED).
STORINGSRAPPORTAGE (u kunt melding naar
meldkamer 1, melding naar meldkamer 2, melding
naar pieper, melding naar privé telefoon en SMS
zenden selecteren voor storingsmelding voor de X-10
apparaten).
3 FASEN en FREQ (u kunt 3 fasen afzetten, 3 fase 50
Hz, of 3 fasen 60 Hz selecteren om het transmissietype
van het X-10 signaal te definiëren).
UITSLUITINGSTIJD (u kunt dagtijdslimieten instellen
waarin de X-10 lampen die door de sensors worden
gestuurd uit zijn, zelfs als de gekoppelde sensors worden
geactiveerd).
4.8.5 X-10 EENHEID DEFINIEREN
Voor de 15 X-10 eenheden kunt u het volgende
programmeren:
a. De huiscode selectie (een lettercode van A tot P
waarmee u uw woning onderscheid van andere
woningen in de buurt waarin het systeem is
geïnstalleerd).
b. Een specifieke nummerdefinitie voor iedere X-10
eenheid (01 – 15).
c. 1-weg X-10 eenheden inleren
d. 2-weg X-10 eenheden inleren (die de statusmelding uitvoeren).
Opmerking: als een 2-weg X-10 eenheid is geïnstalleerd
zonder te zijn ingeleerd kunnen er storingen met de 1-
weg eenheden optreden
e. Voor iedere X-10 eenheid kunt u als volgt selecteren:
uitschakelen, aanzetten, uitzetten of actieve puls
(aanzetten voor een vooraf gedefinieerde periode,
geselecteerd door PULSTIJD), bij de volgende
condities:
INGESCHAKELD BIJ WEG (bij WEG inschakeling).
INGESCHAKELD BIJ THUIS (bij THUIS
inschakeling).
BIJ UITGESCHAKELD (bij uitschakeling).
BIJ GEHEUGEN (geactiveerd bij registratie van een
alarm in het geheugen, afgezet bij geheugen
wissen).
BIJ VERTRAGING (gedurende uitloop /
inloopvertraging).
BIJ KEYFOB (zodra de AUX knop op de MCT-140+
keyfob zender wordt gedrukt en als PGM/X-10op
de locaties 17 van het menu “Definitiepaneel” is
geselecteerd).
BIJ ZONES (bij storing in ieder van de 3
geselecteerde zones, ongeacht ingeschakeld /
uitgeschakeld). Als u overschakelen, selecteert
wordt de PGM-uitvoer aangezet bij gebeurtenissen in
deze zones en wordt weer afgezet bij de volgende
gebeurtenis.