Installation Instructions
16 D-300620
PGM / X-10: door op de AUX knop te drukken wordt de
PGM uitvoer of X-10 eenheden geactiveerd (zie meerdere
programmering bij “UITVOER DEFINIËREN”, par. 4.8).
4.4.18 AUX-KNOP B 2-W-KF
(fig. 4.4, locatie
18)
. Alleen van toepassing voor de 2-weg keyfob MCT-
237. Dezelfde beschrijving als 4.4.17 maar voor de AUX-
knop B.
4.4.19 Storingsdetectie
(fig. 4.4, locatie 19)
Hier kunt u bepalen of storingen (storende zendingen op
het radiokanaal dat door het systeem wordt gebruikt) wel
of niet worden gedetecteerd en gerapporteerd.
Als een storingsdetectie optie wordt geselecteerd, staat
het systeem geen inschakeling toe bij de relevante storing
condities.
Storingsdetectie opties
Optie Detectie en melding bij
UL (20/20)
(VN richtlijn)
Er is een 20 seconden durende storing
EN (30/60)
(Europese
richtlijn)
Er is een oplopende storing van 30
seconden binnen 60 seconden.
class 6 (30/60)
(Engelse richtlijn)
Zoals EN (30/60), er wordt alleen
gemeld als de storing langer dan 5
minuten duurt.
Uitgeschakeld (Geen detectie en melding).
4.4.20 Huissleutel
(fig. 4.4, locatie 20)
Hier bepaalt u of het systeem in de Huissleutel modus kan
worden ingeschakeld. Als het systeem op deze manier
wordt ingeschakeld, wordt er een “Huissleutel” bericht
verzonden naar gespecificeerde telefoons als er door één
van de “huissleutel gebruikers” wordt uitgeschakeld
(gebruikers 5 t/m 8 of keyfob zenders 5 t/m 8). Deze
modus is handig als ouders op de hoogte gesteld willen
worden wanneer hun kind thuis komt van school. U kunt
voor de huissleutel gebruikers zelf een naam inspreken.
De opties zijn: Huissleutel AAN en Huissleutel UIT.
4.4.21 “Niet actief”
(fig. 4.4, locatie 21)
Hier bepaald u de tijdslimiet voor signalen ontvangst van
sensoren die worden gebruikt om de activiteiten van
zieken, ouderen of invaliden te volgen. Indien er geen
beweging wordt gedetecteerd binnen een
geprogrammeerde tijd, wordt een “niet-actieve” melding
doorgegeven.
Opties: 3, 6, 12, 24, 48, 72 uur en uitschakeling geen
activiteit.
4.4.22 Achtergrondverlichting
(fig. 4.4,
locatie 22)
Hier bepaalt u of het codebedieningspaneel steeds verlicht
blijft, of oplicht als er een toets wordt ingedrukt en weer
dooft als er binnen 10 seconden geen toetsen worden
aangeraakt.
De twee opties zijn: altijd aan en uit na 10 sec.
4.4.23 Dwangmelding
(fig. 4.4, loc. 23)
Een dwangmelding alarm (indringer) bericht kan naar de
meldkamer worden gestuurd als de gebruiker wordt
gedwongen om het systeem uit te schakelen bij geweld of
bedreiging. Om een dwangmelding bericht te activeren moet
de gebruiker het systeem met de dwangmelding code
uitschakelen (standaard code 2580). Hier kunt u de code
cijfers veranderen of "0000" invoeren om de Dwangmelding
functie uit te schakelen. Het systeem staat niet toe dat de
gebruiker de opgeslagen dwangmelding code, die in
deze geheugen locatie is opgeslagen, pogrammeert als
een bestaande gebruikerscode.
4.4.24 Piezo sirene
(fig. 4.4, locatie 24)
Hier bepaalt u of bij alarm de interne sirene afgaat of stil blijf
(volgens gebruikersvoorkeur). Opties: piezo siren aan,
piezo siren uit.
4.4.25 Reset optie
(fig. 4.4, locatie 25)
(Niet van toepassing in de VN)
Hier kunt u bepalen of het systeem (na een alarm) door de
gebruiker ingeschakeld kan worden of alleen door de
installateur.
Opties: gebruiker reset of installateur reset.
Als Installateur reset is geselecteerd, kan het systeem
alleen ingeschakeld worden door de installateur; door het
installatiemenu te openen en te sluiten en door het
historische overzicht te openen en te sluiten (zie sectie 7) of
d.m.v. telefoon op afstand. Om Installateur reset via the
telefoon uit te voeren moet u eerst communiceren met de
PowerMax Pro (zie de gebruikersgids, par. 6.3A, stappen 1-
5) en vervolg met:
a. + [*], [installatie code], [#]
b. Wacht tot u twee piepjes hoort
c. + [*], [1], [#]
d. + [*], [99], [#]
4.4.26 Sabotage optie
(fig. 4.4, locatie 26)
Hier bepaalt u of sabotage meldingen van zones worden
gerapporteerd of genegeerd. De beschikbare opties zijn:
Zone sabotage AAN en Zone sabotage UIT.
4.4.27 Sirene On Line
(fig. 4.4, locatie 27)
Hier bepaalt u of de sirene zal afgaan of niet bij een
telefoonlijnstoring als het systeem is ingeschakeld. Beschikbare
opties zijn: Aan bij lijnfout en Uit bij lijnfout..
4.4.28 Geheugen prompt
(fig. 4.4, locatie 28)
Hier kunt u bepalen of de gebruiker een indicatie zal
ontvangen dat een alarm is afgegaan.
Beschikbare opties zijn: inschakelen en uitschakelen.
4.4.29 Uitschakel optie
(fig. 4.4, locatie 29)
Hier bepaalt u wanneer het systeem uitgeschakeld kan
worden:
A. Altijd.
B. In de WEG modus, tijdens inloopvertraging, met het
PowerMax Pro toetsenpaneel of het draadloze apparaat
(keyfob).
C. In de WEG modus, tijdens inloopvertraging, alleen bij
gebruik van een draadloos apparaat (keyfob), (in
Engeland is dit standaard ingesteld om overeen te
komen met DD423).
D. Tijdens inloopvertraging, of tijdens gebruik van het
PowerMax Pro toetsenpaneel in de WEG modus.
Opties: altijd, bij inloop alles, bij inloop draadloos, of
inloop + weg kp.
4.4.30 Bel/Rep. optie
(fig. 4.4, locatie 30)
Hier bepaalt u of een alarm wordt gegeven (sirene /
rapport) bij een supervisie / storing fout in de
ingeschakelde WEG status.
Beschikbare opties zijn: EN standaard en anders. Indien
"EN standaard" is geselecteerd, wordt er bij een supervisie
alarm / storing fout bij ingeschakelde WEG een sirene
geactiveerd en worden de gebeurtenissen als sabotage
gebeurtenissen gerapporteerd. Als "Anders" is
geselecteerd zijn er geen dergelijke activiteiten als WEG is
ingeschakeld.
4.4.31 Lage batterijspanning melding
(fig. 4.4, locatie 31)
Hier bepaalt u of de gebruiker een lage batterijspanning
melding hoort als hij het systeem met een keyfob met lage
batterijspanning wil uitschakelen.