Operation Manual
21
Constante werking
Bij constante werking wordt het verwar-
mingswater (constant) tot de ingestelde
ketelwatertemperatuur verwarmd.
Modi
U kunt uit de volgende modi kiezen:
■ ”rw” ingesteld:
De ruimten worden verwarmd. Het
tapwater wordt opgewarmd (winter-
werking).
■ w ingesteld:
Het tapwater wordt opgewarmd, geen
ruimteverwarming (zomerwerking).
■ r ingesteld:
De ruimten worden verwarmd, geen
warmwaterbereiding.
■ ”rw” op ”0” ingesteld:
Vorstbescherming van de verwar-
mingsketel en de warmwaterboiler is
actief, geen ruimteverwarming, geen
warmwaterbereiding (uitschakelwer-
king).
Verwarmingswatertemperatuur
De temperatuur van het verwarmings-
water dat door de radiatoren stroomt (bij
benadering gelijk aan ketelwatertempe-
ratuur).
Ketelwatertemperatuur
Het verwarmingswater in de verwar-
mingsketel (ketelwater) wordt tot de op
de regeling ingestelde temperatuur
opgewarmd. Deze temperatuur wordt
aangeduid als ketelwatertemperatuur.
Comfortfunctie
Als de comfortfunctie ingeschakeld is,
wordt het doorstroomtoestel op tempe-
ratuur (stand-by) gehouden. Warm
water is daardoor snel beschikbaar.
Open werking
De verbrandingslucht wordt aangezo-
gen uit de ruimte waarin de verwar-
mingsketel staat.
Gesloten werking
De verbrandingslucht wordt van buiten
het gebouw aangezogen.
Werking afhankelijk van de ruimte-
temperatuur
De kamerthermostaat registreert de
ruimtetemperatuur die vergeleken wordt
met de ingestelde, gewenste ruimtetem-
peratuur. Als de ruimtetemperatuur lager
is dan de gewenste waarde, wordt de
verwarmingsketel ingeschakeld; als de
ruimtetemperatuur hoger is dan de
gewenste waarde, wordt de verwar-
mingsketel uitgeschakeld.
Voer de instellingen op de aangesloten
kamerthermostaat uit volgens de bijho-
rende bedieningshandleiding.
Opmerking
Om de gewenste ruimtetemperatuur te
bereiken moet de verwarmingswater-
temperatuur op de draaiknop ”
tr
”
hoog genoeg ingesteld zijn.
Appendix
Begripsverklaringen
5589 584 NL










