User Manual
Geavanceerde instellingen
Om de geavanceerde instellingen te openen: schakel de thermostaat UIT en druk gedurende ca. 5
seconden tegelijkertijd op de en toetsen. Gebruik de ▲ en ▼ knoppen om instellingen te
wijzigen. Gebruik de toets om door het menu te bladeren.
Item
Omschrijving
Fabrieksinstelling
Opties
1
Temperatuur kalibratie
-2
-9 - +9 °C
2
Sensormodus
IN
IN: Ruimtesensor
OU: Vloersensor
AL: Beide sensors actief
3
Vloertemperatuur limiet
35
5 ~60 °C
4
Hysterese
0.5
0.5 ~ 5 °C
5
Vorstbeveiliging
OFF
On: Vorstbeveiliging aan
OFF: Vorstbeveiliging uit
6
Maximaal in te stellen temperatuur
35
35 ~ 99 °C
7
Openraamdetectie: in/uitschakelen
ON
ON: Openraamdetectie AAN
OFF: Openraamdetectie OFF
8
Openraamdetectie: detectietijd
15
2-30 minuten
9
Openraamdetectie: temperatuurdaling
2
2-4 °C
10
Openraamdetectie: inschakeltermijn
30
10-60 minuten
--
Fabrieksinstellingen terugzetten
AFAC -
- / ---
1. Kalibreer de weergegeven kamertemperatuur. Wanneer de weergegeven temperatuur afwijkt
van een andere temperatuurmeting in de ruimte kunt u de weergegeven temperatuur handmatig
aanpassen met deze functie.
2. Sensor modus: IN: alleen ruimtesensor: OU: alleen vloersensor: AL: Beide sensors actief; de
temperatuur wordt gereguleerd op basis van de gewenste ruimtetemperatuur, de vloersensor
zorgt ervoor dat de vloer niet te warm wordt. Controleer de maximale toegestane temperatuur
bij de fabrikant van de vloer.
3. Ingestelde limiet temperatuur vloersensor: geef de gewenste limiet temperatuur van de
vloersensor aan tussen 5 °C - 60 °C.
Wanneer de vloertemperatuur limiet wordt bereikt zal de verwarming worden uitgeschakeld. Op
de ontvanger zal het verwarmingspictogram knipperen als waarschuwing dat de limiet is
bereikt. Wanneer de temperatuur van de vloer weer is gedaald tot onder de ingestelde waarde
zal het programma worden hervat.
4. Hysterese. Stel het inschakelverschil in. De thermostaat zal inschakelen wanneer de ingestelde
temperatuur met deze waarde afwijkt van de gemeten ruimtetemperatuur.
5. Vorstbeveiliging. De vorstbeveiliging kan aan of uit geschakeld worden. Wanneer de
vorstbeveiliging is ingeschakeld zal de verwarming worden ingeschakeld wanneer de
temperatuur onder de 5 °C daalt. De verwarming wordt uitgeschakeld wanneer de temperatuur
2 °C is gestegen.
6. Maximaal in te stellen temperatuur. Stel hier de maximaal in te stellen temperatuur in. Hiermee
kan worden voorkomen dat per ongeluk een te hoge temperatuur wordt ingesteld. Let hierbij
vooral ook op bij Sensormodus OU.