User Manual

7
Geavanceerde instellingen
Om de geavanceerde instellingen te openen: schakel de thermostaat UIT en druk gedurende ca. 5
seconden tegelijkertijd op de M en - toetsen. Gebruik de + en - knoppen om instellingen te wijzigen.
Gebruik de M toets om door het menu te bladeren.
Het is tevens mogelijk om onderstaande instellingen aan te passen via de telefoon of tablet nadat de
thermostaat is gekoppeld in de APP (alleen van toepassing bij de Atlas WiFi). Om de geavanceerde
instellingen aan te passen dient eerst de thermostaat uit te worden schakelen met de knop op de
thermostaat zelf of via de APP. Daarna kunnen de instellingen in de APP worden aangepast. Bij het
inschakelen van de thermostaat zijn de wijzigingen direct verwerkt.
Item
Omschrijving
Fabrieksinstelling
Opties
1
Temperatuur kalibratie
-2
-9 - +9 °C
2
Maximaal in te stellen temperatuur
40
0 ~ 40 °C
3
Minimaal in te stellen temperatuur
5
0 ~ 40 °C
4
Vorstbeveiliging
--
--: Vorstbeveiliging uit
Temperatuur: vorstbeveiliging
aan + ingestelde temperatuur
5
Hysterese/inschakelverschil
0.5
0.5 2.0 °C
6
Openraamdetectie: in/uitschakelen
ON
ON: Openraamdetectie AAN
OFF: Openraamdetectie OFF
7
Openraamdetectie: detectietijd
15
2-30 minuten
8
Openraamdetectie: temperatuurdaling
2
2-4 °C
9
Openraamdetectie: inschakeltermijn
30
10-60 minuten
10
Pomp protectie
OFF
OFF: Pompbeveiliging UIT
ON: Pompbeveiliging AAN
11
Fabrieksinstellingen terugzetten
00
00: Instellingen behouden
01: Fabrieksinstellingen
terugzetten.
12
Software code
-
-
1. Kalibreer de weergegeven kamertemperatuur. Wanneer de weergegeven temperatuur afwijkt
van een andere temperatuurmeting in de ruimte kunt u de weergegeven temperatuur handmatig
aanpassen met deze functie.
2. Maximaal in te stellen temperatuur. Stel hier de maximaal in te stellen temperatuur in. Hiermee
kan worden voorkomen dat per ongeluk een te hoge temperatuur wordt ingesteld.
3. Minimaal in te stellen temperatuur. Stel hier de maximaal in te stellen temperatuur in. Hiermee
kan worden voorkomen dat per ongeluk een te hoge temperatuur wordt ingesteld.
4. Vorstbeveiliging. De vorstbeveiliging kan aan of uit geschakeld worden. Wanneer de
vorstbeveiliging is ingeschakeld zal de verwarming worden ingeschakeld wanneer de
temperatuur onder de ingestelde temperatuur daalt. De verwarming wordt uitgeschakeld
wanneer de temperatuur is gestegen tot 2 °C is boven de ingestelde temperatuur.
5. Hysterese. Stel het inschakelverschil in. De thermostaat zal inschakelen wanneer de ingestelde
temperatuur met deze waarde afwijkt van de gemeten ruimtetemperatuur.