Operation Manual
NL
  Eclips+ AD 
  2011-03 
!"#$%"&12&
2.13  Afnemen van de wielen 
Om het transport van de rolstoel te vergemakkelijken, kunnen de achterwielen worden 
afgenomen: 
1.  Zorg ervoor dat de remmen afstaan. 
2.  Neem de rolstoel vast aan het frame aan de 
  zijde waar U het wiel wil afnemen. 
3.  Druk op de knop ! in het midden van de naaf 
  van het wiel. 
4.  Trek het wiel van het frame weg. 
2.14  Transport in de auto 
!
  WAARSCHUWING: Gevaar voor letsel ! Zorg er voor dat de rolstoel voldoende 
  vastgemaakt is om verwonding van de inzittenden tijdens aanrijding of plots 
  remmen te voorkomen.
!  WAARSCHUWING: Gevaar voor letsel ! Gebruik voor het vastmaken van de 
  rolstoel en de passagiers NOOIT dezelfde gordel.
1.  Verwijder voetsteunen en accessoires. 
2.  Berg deze veilig weg. 
3.  Indien mogelijk, vouw de rolstoel op en verwijder de wielen. 
4.  Plaats de rolstoel in de bagageruimte. 
5.  Indien de rolstoel en de passagiersruimte NIET gescheiden zijn, sjor het frame van 
  de rolstoel goed vast aan het voertuig. U kunt hiervoor gebruik maken van de 
  veiligheidsgordels die in het voertuig voorhanden zijn. 
2.15  Gebruik van de rolstoel als zit in een motorvoertuig 
!
" WAARSCHUWING: De rolstoel heeft de crashtest volgens ISO 7176-19: 2008 
doorstaan en is zodanig ontworpen en getest om alleen te worden gebruikt als 
een naar voren gerichte zit in een motorvoertuig. 
!" WAARSCHUWING: Gebruik de bekkengordel van de rolstoel niet als riem 
voor inzittenden, deze is hiervoor niet geschikt. 
De rolstoel is getest met een vierpunts rolstoelvastzetsysteem en een driepunts 
veiligheidssysteem voor inzittenden. 
Probeer zoveel mogelijk gebruik te maken van de zetel van het voertuig en de rolstoel te 
bewaren in de laadruimte. 
Procedure om de rolstoel vast te maken aan het voertuig: 
1.  Controleer of het voertuig is uitgerust met een geschikt rolstoel vastzetsysteem en 
een veiligheidssysteem voor inzittenden volgens ISO 10542. 
2.  Controleer dat de onderdelen van het rolstoel vastzetsysteem en het 
veiligheidssysteem voor inzittenden niet versleten, vervuild, beschadigd of gebroken 
zijn. 
3.  Indien uitgerust met een verstelbare zit en/of een kantelbare rug, controleer of de 
rolstoelgebruiker zo recht mogelijk zit. Als de toestand van de gebruiker dit niet toe 
laat, moet een risicoanalyse worden uitgevoerd om de veiligheid van de gebruiker 
tijdens transport te evalueren. 
4.  Verwijder alle gemonteerde accessoires zoals dienbladen en beademingsapparatuur 
en zet ze op een veilige plaats. 










