Operation Manual
DX2 Besturing
vD - 2013-04
15
Getal
Probleem/storing Controles
7
Batterijspanning is te
laag
1. Controleer of het bijgeleverde laadapparaat correct is aangesloten.
2. Controleer of het laadapparaat „Laden“ weergeeft.
3. Controleer of de batterijen terug goed zijn opgeladen (diepontlading).
4. Controleer of door het zogenoemde „memory-effect“ de batterij niet
meer in staat is om voldoende capaciteit te leveren om het correct
functioneren van de besturing-elementen mogelijk te maken.
8
Overladen van de
batterij
1. Controleer of uitsluitend het bijgeleverde laadapparaat is gebruikt.
2. Controleer of het laadapparaat correct functioneert.
3. Deze storing kan ook worden weergegeven wanneer externe
stroombronnen contact hebben met de rolstoel.
4. Met een multimeter kan U nagaan of de door de fabrikant
aangegeven spanningen van de batterijen kloppen en lager zijn dan
32V.
9
Communicatiestoring
tussen stroommodule en
besturing
1. Controleer of de connectoren tussen de stroommodule en de
besturing correct zijn geïnstalleerd.
2. Controleer de connectoren op corrosie of schade.
3. Controleer of de kabels zijn beschadigd of gebroken (multimeter).
L
Door het uit- en aanzetten van de besturing kan de storingscode
worden opgelost. Het probleem moet zo snel mogelijk worden
opgelost. Anders kunnen zich andere storingen voordoen.
10
Communicatiestoring
tussen verschillende
componenten
1. Controleer de betreffende statusaanduidingen.
2. Controleer of de connectoren correct zijn aangesloten.
3. Controleer de kabels en connectoren op corrosie en schade.
11
Rustfasen van de
motoren
Wanneer de voor de veiligheid geprogrammeerde looptijden van de
motoren zijn overschreden, wordt het systeem uitgeschakeld. Door het uit-
en aanzetten van de besturing wordt de stoel weer geactiveerd.
12
Module niet compatibel
met het type van de
besturingskast
Door een verschillende programmering kan de afstelling van een module
leiden tot een storing. Neem contact op met de fabrikant.
Enkel wanneer er een liftkolom beschikbaar is:
Wanneer de liftkolom in de hoogste positie wordt geplaatst, worden de rijprogramma’s
aanzienlijk verminderd.
Wanneer de liftkolom terug in de meest laagste positie wordt geplaatst, gaan de
rijprogramma's terug normaal functioneren.