VMB1TS Temperatuursensormodule voor het Velbussysteem VMB1TS handleiding – editie 3 1
INHOUD OMSCHRIJVING ................................................................................................................... 3 EIGENSCHAPPEN ................................................................................................................ 3 VELBUSEIGENSCHAPPEN .................................................................................................. 5 OVERZICHT SENSORMODULE ...........................................................................................
OMSCHRIJVING De sensormodule kan gebruikt worden om temperaturen te meten en te versturen over het Velbus-systeem. In combinatie met een relaismodule (VMB4RY of VMB1RY) kan een thermostaat gevormd worden om een verwarming- of koelinstallatie te besturen. De bediening voor de comfort-, dag-, nacht- of antivriesstand kan gebeuren met de lokale drukknop of met drukknoppen aangesloten op de Velbus.
◊ ◊ ◊ ◊ ◊ ◊ ◊ ◊ ◊ ◊ ◊ ◊ ◊ ◊ Programmering zonder PC mogelijk Eenvoudig aanleerproces door de gewenste drukknoppen te bedienen in de leermode Opslagruimte voor 10 verschillende drukknoppen per bedieningsfunctie Led-indicaties voor: • thermostaatwerking om te koelen • comfortstand • dagstand • nachtstand • verwarmer/koeler status • voedingsspanning • ontvangst/verzending van data over de Velbus Instellingen voor: • de gewenste temperatuur • de gewenste comforttemperatuur bij verwarmen • de gewenste dagtem
VELBUSEIGENSCHAPPEN 2-draadscommunicatie voor de Velbusdata en 2 draden voor de voeding Dataoverdracht: 16,6 kbit/s Serieel dataprotocol: CAN (Controller Area Network) Kortsluitvast (naar de min of plus van de voeding) Led-indicatie bij ontvangst en verzenden van data over de Velbus Busfoutindicatie: 2 maal kort flitsen van de leds Zelfherstellend na 25 seconden bij een busfout Aan de sensormodule kan een naam van maximum 16 karakters toegekend worden.
• Geheugen: uitlezen overschrijven • De toestand van de uitgangs-led aanpassen • Het doven van de indicatie-led op de drukknopmodules • In- of uitschakelen van de deblokkering voor de circulatiepomp en/of het verwarmingsventiel • de uitgangs-led: doen doven doen branden doen knipperen traag doen knipperen zeer snel doen knipperen • Opvragen van: moduletype inhoud van de communicatiefoutenteller de sensortemperatuur (min/max) en instellen van het tijdsinterval voor het versturen ervan d
OVERZICHT SENSORMODULE COOL DAY BOOST HEAT Led-aanduiding 1 2 3 4 5 Koelmode Comfortmode Dagmode Nachtmode Verwarmer of koeler aan 6 Sensor Temperatuursensor 7 Bediening Mode-drukknop Instellingen 8 9 Adresinstelling Afsluiter Manuele bediening 10 11 12 13 7+11 7+12 7+13 (COOL) koeler (DAY) ketel in dagregime (BOOST) snelverwarmen/koelen (HEAT) verwarmer (Mode + DAY) hoog temp.alarm (Mode + BOOST) laag temp.
INBOUW VAN EEN TEMPERATUURSENSOR De temperatuursensor VMB1TS kan samen met twee blinde plaatjes VMBFBI en een Velbusafdekplaat VMBFDG of VMBFLG ingebouwd worden. Duw hiervoor de modules langs achter in de afdekplaat. Er kan ook gebruik gemaakt worden van een 2 of 3-modulen breed inbouwframe met afdekplaat uit de BTicino Living serie. De module moet langs voren in het inbouwframe geklikt worden.
INBOUW VAN EEN TEMPERATUURSENSOR SAMEN MET EEN CONTROLLER De sensor (VMB1TS) kan samen met een controller (VMB1TC) in een 4-modulen breed inbouwframe met afdekplaat uit de BTicino Living serie ingebouwd worden. De module moet langs voren in het inbouwframe geklikt worden. De sensor (VMB1TS) kan samen met een controller (VMB1TC) in een 4-modulen breed inbouwframe met afdekplaat uit de BTicino Light of Light Tech serie ingebouwd worden. De module moet langs voren in het inbouwframe geklikt worden.
OVERZICHT VERWARMINGSINSTALLATIE Een verwarmingsinstallatie bestaat over het algemeen uit radiators of convectoren, een ketel, een circulatiepomp en een collector voorzien van ventielen voor iedere radiatorgroep. Ieder lokaal wordt voorzien van een temperatuurvoeler VMB1TS die beheerd wordt door één of meerdere temperatuurcontrollers VMB1TC. De voelers sturen op hun beurt relaismodules VMB4RY (of VMB1RY) die de ventielen bedienen.
AANSLUITING Om de Velbusmodules met elkaar te verbinden gebruikt men best een twisted-pair kabel (EIB 2x2x0.8mm2, UTP 8x0.51mm - CAT5 of gelijkwaardig). Indien er veel modules (meer dan 10) op de kabel aangesloten zijn of bij zeer lange leidingen (langer dan 50m) is het belangrijk om de draaddoorsnede voldoende dik te voorzien (0.5mm2 of meer). Sluit de bus aan op de module (let op de polariteit). Verbind de 12V tot 18V gelijkspanning met de module (let op de polariteit).
Bedrading relaiskast 12 VMB1TS handleiding – editie 3
Afsluiter Afsluiter Normaal gezien moeten er maar 2 ‘TERM’ afsluiters geplaatst worden in een volledige Velbusinstallatie. Over het algemeen is dit op één module in de verdeelkast en op de module die het verst verwijderd is van de verdeelkast. In alle andere gevallen moet deze verwijderd worden.
LEDINDICATIE Antivries-, nacht-, dag- of comfort In de lokalen waar zich een temperatuursensor VMB1TS bevindt kan de verwarming (of airco) in één van de 4 standen comfort, dag, nacht of antivries geplaatst worden. Aan iedere stand is een voorkeurinstelling voor de gewenste temperatuur gekoppeld. De gekozen mode wordt met de bijbehorende leds weergegeven. Indien de comfort-, dag- en nachtmode-leds niet oplichten, staat de sensormodule in de antivriesstand.
BEDIENING Iedere keer dat het drukknopje bediend wordt zal de module overschakelen tussen antivries, nacht, dag of comfortstand. De nacht-, dag- en comfortindicatieleds knipperen om aan te duiden dat deze maar tijdelijk (sleep timer) in die stand geplaatst zijn. Gedurende deze tijd wordt het programma genegeerd. Nadat deze tijd verstreken is, zal de sensormodule terug het programma volgen of indien er geen programma aanwezig is keert de sensormodule terug naar zijn vorige stand.
INSTELLINGEN Van de temperatuursensor kunnen volgende zaken ingesteld worden via de temperatuurcontroller (zie handleiding VMB1TC) of via het Velbuslinkprogramma: • de zone waartoe de sensor behoort • de werkingsmode (verwarmen of koelen) • het in- of uitschakelen van de deblokkering voor de circulatiepomp en/of verwarmingsventiel • de gewenste comforttemperatuur bij verwarmen • de gewenste dagtemperatuur bij verwarmen • de gewenste nachttemperatuur bij verwarmen • de antivries beveiligingstemperatuur • de
Tijdstatistieken Voor elke mode (comfort, dag, nacht of antivries) wordt de tijd bijgehouden hoelang de verwarming/koeler ingeschakeld werd. Deze statistieken kunnen opgevraagd of gereset worden via de temperatuurcontroller (VMB1TC) of door het Velbuslinkprogramma via een pc aangesloten op de Velbus pc interface (VMB1USB, VMB1RS of VMBRSUSB). Minimum en maximum temperatuur De sensor registreert de minimum en maximum temperatuur.
CONFIGURATIE VAN DE UITGANGEN De sensormodule verstuurt berichten over de Velbus bij een toestandswijziging van zijn verschillende uitgangen.
Toekennen van een relaiskanaal voor de besturing van het ventiel Wanneer de kamertemperatuur onder de gewenste waarde zakt, verstuurt de temperatuursensor een commando op de bus om een relais in te schakelen die het ventiel opent. Stijgt de kamertemperatuur boven de gewenste waarde dan wordt terug een commando door de temperatuursensor op de bus verstuurd om het relais uit te schakelen zodat het ventiel sluit. In dit voorbeeld wordt relaiskanaal 1 gebruikt om het verwarmingsventiel te sturen. 1.
Toekennen van een relaiskanaal voor het snelverwarmen Sommige convectoren bezitten een blazer om het verwarmen te versnellen als de temperatuur te veel afwijkt van de gewenste waarde. In dit voorbeeld wordt die blazer gestuurd door relaiskanaal 2. 1. Plaats de sensormodule in de antivriesstand door de drukknop op het frontpaneel enkele malen te bedienen totdat er geen enkele led meer oplicht. 5.
Toekennen van een relaiskanaal voor het dagregime van de cv-ketel Sommige verwarmingsketels beschikken over een contactingang voor dag- of nachtregime. In nachtregime wordt de keteltemperatuur meestal een tiental graden lager ingesteld. De verwarmingsketel moet in dagregime geschakeld worden van zodra er één van de sensormodules in de dagof comfortstand staat. In dit voorbeeld wordt dit verwezenlijkt met relaiskanaal 3. 1.
Toekennen van een relaiskanaal voor de besturing van een airco De temperatuursensor kan ook gebruikt worden om een koelinstallatie te regelen. In geval de sensor in de koelmode staat zal de verwarming in de antivriesstand geplaatst worden. Als de kamertemperatuur boven de gewenste waarde stijgt, moet een relais inschakelen om de airco te doen koelen. Zakt de kamertemperatuur onder de gewenste waarde dan moet het relais uitschakelen om het koelen te stoppen.
Toekennen van een relaiskanaal voor de circulatiepomp Sommige ventielen beschikken over een contact dat sluit als het ventiel geopend is. Door alle contacten parallel te schakelen kan de circulatiepomp gestuurd worden. Hebben de ventielen die contacten niet dan kan er een relais gekoppeld worden aan de temperatuur-sensoren om de circulatiepomp te sturen. In dit voorbeeld moet de pomp draaien van zodra er één van de sensormodules warmte vraagt.
Toekennen van een relaiskanaal voor een laag temperatuuralarm De sensormodule is voorzien van een antivriesbeveiliging, maar als de verwarmingsinstallatie uitgevallen is kan het toch gebeuren dat in de winter de temperatuur in een lokaal verder zakt. Om de gebruiker te waarschuwen dat de temperatuur in dat lokaal het vriespunt nadert kan een relais bekrachtigd worden. Dit relaiscontact kan dan gebruikt worden om bijvoorbeeld een waarschuwingslampje of een elektrisch kacheltje in te schakelen.
Toekennen van een relaiskanaal voor een hoog temperatuuralarm De sensormodule kan ook een relais bedienen als de kamertemperatuur een extreem hoge waarde zou bereiken. Dat kan voorkomen als het verwarmingsventiel defect zou zijn en niet meer sluit zodat de kamer maar verder blijft opwarmen. Dit relaiscontact kan dan gebruikt worden om bijvoorbeeld een waarschuwingslampje of een geluidsignaal te activeren. Als voorbeeld wordt hiervoor relaiskanaal 3 van een relaismodule gebruikt. 1.
BEDIENEN OP AFSTAND De sensormodule kan lokaal bediend worden maar kan ook op afstand bediend worden door de temperatuurcontroller VMB1TC (zie handleiding controller). De sensormodule kan ook nog op afstand bediend worden door drukknoppen die aangesloten zijn op de Velbus.
In het volgende voorbeeld maken we gebruik van een bedieningspaneel VMB4PD waarvan de 8 bedieningen gekoppeld worden met een temperatuursensor.
Dagstand bedienen op afstand Met de rechterboventoets van het bedieningspaneel wordt de temperatuursensor in de dagstand geplaatst. 1. Onthoud het adres van de sensormodule om het later terug te kunnen plaatsen. 3. Houd de ‘Dag’ drukknop ingedrukt (min. 1 sec) tot zijn indicatieled begint te knipperen. 2. Plaats het adres van de sensormodule op ‘E1’. De dagled knippert om aan te duiden dat er drukknoppen kunnen aangeleerd worden om de module in de dagstand te plaatsen.
Nachtstand bedienen op afstand Met de linkerondertoets van het bedieningspaneel wordt de temperatuursensor in de nachtstand geplaatst. 1. Onthoud het adres van de sensormodule om het later terug te kunnen plaatsen. 3. Houd de ‘Nacht’ drukknop ingedrukt (min. 1 sec) tot zijn indicatieled begint te knipperen. 2. Plaats het adres van de sensormodule op ‘D1’. De nachtled knippert om aan te duiden dat er drukknoppen kunnen aangeleerd worden om de module in de nachtstand te plaatsen.
Antivriesstand bedienen op afstand Met de rechterondertoets van het bedieningspaneel wordt de temperatuursensor in de antivriesstand geplaatst. 1. Onthoud het adres van de sensormodule om het later terug te kunnen plaatsen. 3. Houd de ‘Antivries’ drukknop ingedrukt (min. 1 sec) tot zijn indicatieled begint te knipperen. 2. Plaats het adres van de sensormodule op ‘C1’.
Verwarmingsmode instellen op afstand Met de linkerboventoets op de tweede pagina van het bedieningspaneel wordt de temperatuursensor in verwarmingsmode geplaatst. 1. Onthoud het adres van de sensormodule om het later terug te kunnen plaatsen. 4. Houd de ‘Warm’ drukknop ingedrukt (min. 1 sec) tot zijn indicatieled begint te knipperen. 2. Plaats het adres van de sensormodule op ‘B1’.
Koelmode instellen op afstand Met de linkerondertoets op de tweede pagina van het bedieningspaneel wordt de temperatuursensor in koelmode geplaatst. 1. Onthoud het adres van de sensormodule om het later terug te kunnen plaatsen. 4. Houd de ‘Koel’ drukknop ingedrukt (min. 1 sec) tot zijn indicatieled begint te knipperen. 2. Plaats het adres van de sensormodule op ‘A1’. De koelmode led knippert om aan te duiden dat er drukknoppen kunnen aangeleerd worden om de module in de koelmode te plaatsen.
Lokale bediening vergrendelen op afstand Met de rechterboventoets op de tweede pagina van het bedieningspaneel wordt de lokale bediening van de temperatuursensor vergrendeld. 1. Onthoud het adres van de sensormodule om het later terug te kunnen plaatsen. 2. Plaats het adres van de sensormodule op ‘91’. Alle leds knipperen om aan te duiden dat er drukknoppen kunnen aangeleerd worden om de lokale bediening van de module te vergrendelen. 4. Houd de ‘Vergrendel’ drukknop ingedrukt (min.
Lokale bediening ontgrendelen op afstand Met de rechterondertoets op de tweede pagina van het bedieningspaneel wordt de vergrendeling van de lokale bediening op de temperatuursensor teniet gedaan. 1. Onthoud het adres van de sensormodule om het later terug te kunnen plaatsen. 4. Houd de ‘Ontgrendel’ drukknop ingedrukt (min. 1 sec) tot zijn indicatieled begint te knipperen. 2. Plaats het adres van de sensormodule op ‘81’.
Wissen van een aangeleerde drukknop Onthoud het adres van de sensormodule om het later terug te kunnen plaatsen. Stel het adres van de module in op de functie waarvoor de drukknoppen moeten gewist worden.
Wissen van alle aangeleerde drukknoppen voor een bepaalde functie Onthoud het adres van de sensormodule om het later terug te kunnen plaatsen. Stel het adres van de module in op de functie waarvoor de drukknoppen moeten gewist worden.
Wissen van alle aangeleerde drukknoppen Onthoud het adres van de sensormodule om het later terug te kunnen plaatsen. Stel het adres van de module in op de ‘F1’. De comfort- en dagled knipperen. Alle aangeleerde drukknoppen voor alle bedieningsfuncties verwijderen gebeurt door de mode-drukknop op de sensormodule ongeveer 10 seconden ingedrukt te houden. Eerst zullen de indicatieleds op de sensormodule doven en na een 7-tal seconden terug beginnen te knipperen ter bevestiging van de wisoperatie.
OVERSCHAKELEN NAAR ANTIVRIES VIA RAAMCONTACTEN Indien de ramen uitgerust zijn met magneetcontacten kan de verwarming automatisch naar de antivriesstand overschakelen van zodra er een raam geopend wordt om te verluchten. De leds doven op de temperatuursensor VMB1TS en de temperatuurcontroller VMB1TC toont een antivries- en sleutelsymbool op het scherm samen met een knipperende mode led.
VERSCHILTHERMOSTAAT Met twee sensoren kan een verschilthermostaat gemaakt worden. Als het temperatuurverschil tussen die twee sensoren een bepaalde waarde overschrijdt, kan een relaiskanaal geactiveerd worden. Hiervoor moet op één van de twee sensoren het adres van de tweede sensor bekend gemaakt worden. De tweede sensor moet vervolgens gelinkt worden met een relaiskanaal. Het te overschrijden temperatuurverschil om het relaiskanaal te activeren, wordt op de eerste sensor ingesteld.
De gang automatisch 3° lager dan het bureel Wordt de sensormodule in het bureel in de dagstand geplaatst dan moet de gangtemperatuur 3° lager geregeld worden. Is de dagtemperatuur voor het bureel ingesteld op 20° dan zal de gewenste gangtemperatuur 17° zijn. Wordt de sensormodule in het bureel in de nachtstand geplaatst dan moet de gangtemperatuur 3° lager geregeld worden. Is de nachttemperatuur voor het bureel ingesteld op 15° dan zal de gewenste gangtemperatuur 12° zijn.
Passieve koeling van een slaapkamer In de zomer wordt de slaapkamer gekoeld via een ventilator die lucht aanzuigt vanuit een koelere ruimte. Plaats in beide ruimtes een temperatuursensor. De temperatuursesnor van de slaapkamer wordt in de koelmode geplaatst en de koeluitgang wordt gelinkt met een relaiskanaal die de ventilator stuurt. Als de temperatuur in de koelere ruimte een drietal graden lager is dan de slaapkamertemperatuur wordt de ventilator in gang gestoken.
SOFTWAREVERSIE CONTROLEREN De softwareversie kan opgevraagd worden via het Velbuslinkprogramma. Via de link http://www.velbus.eu kan de versie gecontroleerd worden. Is er een recentere versie beschikbaar, download deze. Sluit de Velbusinterface aan op de pc, voer het upgrade-programma uit en volg de instructies op het scherm. Opmerking: Het upgraden van een module is niet zonder gevaar. Onderbreek zeker het proces niet.
Zie onze website voor meer informatie : www.velbus.