Operation Manual

15Installatie- en onderhoudshandleiding auroSTEP 0020054740_00 BENL
PE
PE
PE
230V Net
F 1
T4
Kol 1-P
LEG/BYP
VRS 550
C1 /C2
Kol 1
Sp 1
Sp 2
5 V / 24 V
230 V~
EP
*
VCW
SS EB
1
* De aansluiting EP is bij de VSL S 150 niet nodig.
Afb. 5.10 Aansluitschema voor hydraulisch schema 1
H
Gevaar!
Oververhittingsgevaar!
Installeer bij de aansluiting van de thermostaat
altijd een thermische mengklep voor de maxi-
male begrenzing als verbrandings- en toestelbe-
scherming. Stel deze, afhankelijk van het
CV-toestel, b.v. op 60 °C in.
h
Aanwijzing!
In combinatie met Vaillant combitoestellen
VCW moet via het C1/C2-contact van de ther-
mostaat aan het CV-toestel een commando ge-
geven worden, dat de temperatuur in de zonne-
boiler voldoende is en een naverwarming via het
CV-toestel niet nodig is. Scheid hiervoor in het
CV-toestel de stekkerverbinding tussen de
stromingssensor (SS) en de elektronicabox (EB)
en breng de verbinding met de bijgeleverde
adapter (1) opnieuw tot stand. Verleng de adap-
terkabel tot aan de regeling van het auroSTEP-
systeem, zoals weergegeven op afbeelding 5.10
en sluit de kabel op het C1/C2-contact aan.
Aanwijzing!
De VED E exclusiv 18, 21 en 24 kW bewaken
zelfstandig de inlaattemperatuur en schakelen
afhankelijk van de zonneboilertemperatuur de
naverwarming in. Een bijkomend regelcomman-
do is hier niet vereist.
6 Inbedrijfstelling
Af fabriek bevindt zich reeds de voor het gebruik van
het zonnesysteem noodzakelijke hoeveelheid collector-
vloeistof in de spiraalbuis van de boilereenheid.
Bij de inbedrijfstelling moet de volgende procedure ge-
volgd worden:
Boiler met drinkwater vullen en warmwaterleidingen
ontluchten.
Aanpassen van de in de fabriek vooringestelde ther-
mostaatparameters voor een systeemoptimalisatie.
Drukvereffening bij het zonnesysteem uitvoeren.
• Dichtheid controleren.
• Thermostaatmenger instellen.
6.1 Drinkwatersysteem vullen
Aan de drinkwaterzijde via de koudwaterinlaat vullen
en via het hoogst gelegen warmwatertappunt ontluch-
ten.
Boiler en systeem op dichtheid controleren.
Alle regel- en controlevoorzieningen op werking en
juiste instelling controleren.
Installatie 5
Inbedrijfstelling 6