Operation Manual
9BE nlSysteembeschrijving auroSTEP
lucht terug door de voorloopleiding van de zonnekoper-
buis (1), de collectoren (16) en de terugloopleiding van
de zonnekoperbuis (15) gedrukt.
Uitrusting
De zonneboilereenheid wordt volledig gemonteerd gele-
verd. Om een lange levensduur te garanderen, zijn de
boilers en de spiraalbuizen aan de waterzijde geëmail-
leerd. Voor de corrosiebescherming is standaard een
magnesiumanode als reactieve anode geïnstalleerd.
Deze reactieve anode moet u jaarlijks onderhouden om
de roestbescherming veilig te stellen.
Verder kunt u in de boiler een elektrische verwarmings-
staaf inbouwen die bij het naverwarmen ondersteunt om
bijvoorbeeld in de zomer volledig van het naverwarmen
via het verwarmingstoestel te kunnen afzien.
Vorstbeveiliging
Blijft het reservoir gedurende langere tijd in een onver-
warmde ruimte buiten gebruik (wintervakantie e.d.), dan
moet het volledig geleegd worden om schade door vorst
te vermijden. Ga daarom ook na of de van binnen liggen-
de naverwarmingswarmtewisselaar volledig geleegd is,
omdat er zich hierin geen zonne-energievloeistof
bevindt die tegen vorst bestemd is.
Beveiliging tegen verbranding
Het water in de boiler kan afhankelijk van de zonop-
brengst en van het naverwarmen 90 °C heet worden.
Gevaar!
Om voor een doeltreffende bescherming tegen
verbranding te kunnen zorgen, bouwt u een
thermostaatmenger in de warmwaterleiding in,
zoals beschreven in het hoofdstuk 4.5 „Warm-
waterthermostaatmenger”. Stel de thermos-
taatmenger op < 60 °C in en controleer de tem-
peratuur aan een warmwateraftappunt.
Naverwarmen
Op dagen waarop de zoninstraling voor de opwarming
van het water in de boiler niet voldoende is, moet het
boilerwater via een verwarmingstoestel naverwarmd
worden. De in de boiler geïntegreerde regeling stuurt
hierbij het verwarmingstoestel.
De zonneboiler VIH SN 250 i kan in combinatie met alle
Vaillant-verwarmingsketels gebruikt worden die niet
ouder zijn dan drie jaar.
De indirect verwarmde boilers werken in een zogenaamd
gesloten systeem, d.w.z. dat de waterinhoud niet met de
atmosfeer in verbinding staat. Bij het openen van een
drinkwatertapventiel wordt het warme drinkwater door
het instromende koude water uit de boiler gedrukt.
De opwarming van het drinkwater gebeurt als volgt:
De warmtewisselaar op basis van zonne-energie is in het
onderste, koude bereik van de boiler gemonteerd en
ondersteunt met zijn horizontaal lopende spiraalbuizen
de opwaartse druk van de warmte naar boven. De rela-
tief lage watertemperatuur in het onderste bereik van de
boiler zorgt ook bij weinige zonne-energie voor een opti-
male warmteovergang van het zonne-energiecircuit naar
het boilerwater.
Bij de zonneboilereenheid vindt het naverwarmen van
het drinkwater door de verwarmingsketel of het gas-
wandverwarmingstoestel, anders dan bij het verwarmen
op basis van zonne-energie, in het bovenste, warmere
bereik van de boiler plaats. Het ter beschikking gestelde
volume bedraagt ca. 95 l.
Elektrische verwarmingsstaaf (accessoire)
Afb. 2.5 Elektrische verwarmingsstaaf
U kunt de zonneboiler ter ondersteuning van de naver-
warming met een elektrische verwarmingsstaaf uitrus-
ten als u bijvoorbeeld in de zomer het verwarmingstoe-
stel buiten bedrijf wilt stellen.
Attentie!
De installatie van een optionele elektrische ver-
warmingsstaaf (EP) moet met een bijkomend
extern relais of een beveiliging met een schakel-
vermogen van minstens 10 A gebeuren. Nooit
een elektrische verwarmingsstaaf zonder bijko-
mend extern relais of bijkomende contactver-
breker in combinatie met de regelaar in gebruik
nemen.
De elektrische verwarmingsstaaf met een vermogen van
2 kW (bij 230 V, 50 Hz) beschikt over een temperatuur-
begrenzer. De veiligheidsthermostaat van de tempera-
tuurbegrenzer schakelt de elektrische verwarmingsstaaf
bij een temperatuur van 90 °C uit. Een dergelijke uit-
schakeling herkent u daaraan dat de kleine resetknop uit
de thermostaat naar voren gesprongen is. De knop
springt niet automatisch terug. U moet hem na een uit-
schakeling manueel indrukken. Voorwaard is dat de boi-
ler voordien met minstens 30 K afgekoeld is.
Systeembeschrijving 2










