Operation Manual
NEDERLANDS NEDERLANDS
LineMicro™
UNO
R
LINEMICRO nl ma 2011
3
3. INSTALLATIE 
  VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN
 Alleelektrischeaansluitingeneninstallatiewerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel 
overeenkomstig de geldende wetgeving. 
3.1 DE INSTALLATIELOCATIE 
CONTROLEREN 
  Voordat het apparaat geplaatst wordt, moeten de totale 
afmetingen en de exacte positie van de elektrische 
aansluitingen en waterslangen gecontroleerd worden aan 
de hand van de afbeeldingen in het bijgevoegde bestand 
“TECHNISCHEGEGEVENS”.
3.2 BEVESTIGING VAN DE VOETJES
  De voetjes bevinden zich in het apparaat. De voetjes 
moeten te allen tijde aan de onderkant van de oven worden 
bevestigd. 
Gebruikhetapparaatnooitzonderdevoetjes. 
Bevestig de voetjes zoals in de afbeelding is 
weergegeven:
3.3 PLAATSING
  Plaats het apparaat overeenkomstig de hieronder 
beschreven geldende veiligheidsvoorschriften. Plaats het 
apparaat zodanig dat de achterzijde en zijkanten gemak-
kelijk toegankelijk zijn voor het aansluiten van de elek-
trische kabels en het uitvoeren van de vereiste onder-
houds- en reparatiewerkzaamheden. Het apparaat mag niet  
ingebouwd worden en mag niet direct naast andere ovens 
worden geplaatst. In het geval van meerdere ovens mogen 
deze niet op elkaar worden gestapeld. Er wordt een 
tussenruimtevan10cmaanbevolentusseneeneventuele
wand aan de achterkant van de oven en het afvoerkanaal.
  Er wordt met nadruk op gewezen dat alle modellen ovens 
op een steun moeten worden geplaatst, bijvoorbeeld een 
standaard of de bovenzijde van een tafel die vervaardigd is 
van onbrandbaar materiaal.
Installeer het apparaat nooit op de vloer.
 Alshetapparaatindebuurtvanbijvoorbeeldwanden, 
afscheidingen, keukenkasten en decoratieve randen wordt 
geplaatst, moeten deze vervaardigd zijn van onbrandbaar 
materiaal. 
 Alsdatniethetgevalis,moetenzevoorzienwordenvan
onbrandbaar thermisch isolatiemateriaal en moeten de 
regels op het gebied van brandpreventie in acht worden 
genomen.
3.4 DE BESCHERMFOLIE VERWIJDEREN 
  Verwijder voorzichtig alle beschermfolie aan de buiten-
kant van het apparaat Let erop dat er geen lijmresten op 
het apparaat achterblijven.
 Alsdatwelhetgevalis,moetendezeverwijderdworden
met een geschikt oplosmiddel 
(bijv.gedenatureerdethanol)
4.  INSTALLATIE ELEKTRISCHE 
AANSLUITING 
a- De aansluiting op het elektriciteitsnet moet worden 
uitgevoerd overeenkomstig de geldende regels. 
Gebruikdeovenbijeenkamertemperatuurvan 
minimaal+5°Cenmaximaal+35°C. 
Voordat het apparaat wordt aangesloten, moet 
gecontroleerd worden of de spanning en de frequentie 
overeenkomen met de op het typeplaatje vermelde 
specificaties. Het apparaat moet zodanig geplaatst worden 
dat de voedingsstekker gemakkelijk toegankelijk is. 
Plaats een omnipolaire schakelaar tussen het apparaat en 
het elektriciteitsnet. De schakelaar moet na de installatie 
gemakkelijk toegankelijk zijn. De afstand tussen de 
contactenmoetminimaal3mmzijnendeschakelaar
moet over een geschikte ingang beschikken. Het gebruik 
van een magnetothermische differentieelschakelaar 
wordtaanbevolen.Alshetapparaatingebruikis,magde
voedingsspanningnietmeerdan10%afwijkenvandeop
het typeplaatje vermelde nominale spanning. 
Het bescherm kapje van de thermische beveiliging moet 
stevig vastzitten, zodat het alleen met gereedschap 
 verwijderd kan worden.
 b- Het apparaat moet verbonden zijn met de aardleiding 
van het elektriciteitsnet. Daarnaast moet het apparaat 
deel uitmaken van een equipotentiaalsysteem waarvan 
de werking moet voldoen aan de geldende wetgeving. 
Deze aansluiting moet tussen de verschillende apparaten 
tot stand worden gebracht met behulp van de 
aansluitklem die aangeduid wordt met het symbool: 








