Operation Manual

40 I Algemene gebruikershandleiding
20 Fietsketting
Er bestaan twee basistypen etskettingen:
de brede etsketting (½ × 1 / 8") voor naaersnel-
lingen en
de smalle etsketting voor kettingversnellingen.
Deze zijn verkrijgbaar in verschillende breedten,
aankelijk hoeveel tandwielen de gemonteerde
cassette hee. Gebruik alleen kettingen voor uw
ets die zijn bedoeld voor het aantal tandwielen
dat op uw ets zit.
Reinig en smeer uw etsketting regelmatig.
Om te voorkomen dat uw etsketting snel slijt,
kunt u het beste versnellingen gebruiken waarbij
de ketting niet te scheef loopt.
Om eventuele slijtage aan de etsketting te controleren,
gaat u als volgt te werk:
Houdt het deel van de etsketting dat op het voor-
ste kettingring ligt tussen duim en wijsvinger vast.
Trek de etsketting van het kettingring af. Wanneer
de etsketting gemakkelijk kan worden opgelicht,
is deze versleten en moet door een nieuwe worden
vervangen.
Bij naaersnellingen moet de kettingspanning
zodanig ingesteld zijn, dat het doorhangende deel
van de ketting tussen kettingring en cassette een
verticale speling van een tot twee centimeter hee.
Wanneer u de etsketting wilt naspannen, gaat u als volgt
te werk:
Draai de achterwielmoeren los.
Trek het wiel naar achteren toe in de uitvaleinden,
totdat de ketting alleen nog de toegestane speling
hee.
Trek de losse schroeerbindingen zorgvuldig in de
richting van de wijzers van de klok aan.
Trek alle schroeven met het voorgeschreven aanhaal-
koppel aan. Anders kunnen de schroeven losscheuren
en kunnen onderdelen losraken (zie
Hoofdstuk 30
Technische specicaties“).
20.1 Fietskettingen onderhouden
Fietskettingen behoren tot de slijtageonderdelen. Fiets-
kettingen bij naaersnellingen zijn na ca. 3000km ver-
sleten, bij kettingversnellingen na ongeveer 2000km.
Een versleten ketting kan scheuren en tot valpartijen
leiden. Laat een versleten etsketting eerst door een
etsenmaker vervangen voordat u uw ets weer ge-
bruikt.