I Algemene gebruikershandleiding Nederlands Derby Cycle Werke GmbH 2011
2 Voorwoord Uw iets is compleet gemonteerd aan u geleverd. Wanneer er onderdelen van de iets nog niet gemonteerd zijn, dient u contact op te nemen met uw ietsendealer. Deze gebruikershandleiding helpt u uw iets conform de bepalingen, veilig en optimaal te gebruiken, zodat u er lang plezier aan zult beleven. Wij gaan ervan uit dat u over een basiskennis met de omgang met ietsen beschikt.
3 Inhoud 1 De iets en zijn onderdelen 2 9.2.4.2 bij een klembevestiging 15 2 Voorwoord 3 9.2.4.3 bij een geveerde zadelpen 16 3 Inhoud 4 Stuurpositie instellen 16 4 Veiligheidsrichtlijnen 7 4.1 Fundamentele veiligheidsrichtlijnen 7 4.2 Voor uw veiligheid 7 4.3 Informatie voor ouders en opvoeders 7 4.4 Veiligheid in het verkeer 7 4.5 Veiligheid op de iets 8 5 Wettelijke bepalingen 5.1 Voorschriten van het geldige wegenverkeersreglement 6 Reglementair gebruik 6.1 Algemeen 6.
18.1.2 Hydraulische velgrem verwijderen 24 18.1.3 Zij-optrek-velgrem openen 25 18.1.4 Naaversnelling-, rol-, trommelof terugtrapremmen ontspannen 18.2 Wiel verwijderen 21.2.1 Standaardremhendels 21.3 Naaremmen 42 42 25 21.3.1 Trommelremmen en rolremmen (Roller-Brake) 42 25 21.3.2 Terugtraprem 43 21.4 Velgremmen 44 18.2.1 Voorwiel verwijderen 25 18.2.2 Achterwiel verwijderen 25 21.4.1 Rem bijstellen 44 18.3 Band en binnenband verwijderen 26 21.4.
24.3 Fietsaanhanger 53 27.14 Lagers 59 24.4 Fietsmand 53 24.5 Bar-ends 53 27.15 Glijlagers en lagers van volledig geveerde rames, verende voorvorken of overige verende elementen 59 25 Dak- en achterdragers 54 26 Carbononderdelen 54 28 Regelmatige inspecties 60 28.1 Inspectieschema 60 26.1 Eigenschappen 54 26.2 Draaimomenten 54 29 Lijst met links 61 26.3 Visuele inspectie 55 30 Technische speciicaties 62 26.4 Carbonrame 55 26.5 Carbonstuur 55 26.6 Carbonstuurpen 55 26.
4 Veiligheidsrichtlijnen 4.1 4.3 Fundamentele veiligheidsrichtlijnen Lees alle waarschuwingen en verwijzingen in deze gebruikershandleiding volledig door voordat u de iets gebruikt. Bewaar de gebruikershandleiding in de buurt van uw iets, zodat u deze altijd kunt raadplegen. Zorg ervoor dat uw kind weet hoe het in de betrefende omgeving op een veilige en verantwoordelijke manier met de iets omgaat. Wanneer u uw iets aan derden doorgeet, dient u ook deze gebruikershandleiding mee te geven. 4.
Zorg er met name op onoverzichtelijke plaatsen en als u bergaf rijdt voor dat u elk moment kunt remmen. 4.5 Veiligheid op de iets Gebruik in het verkeer alleen ietsen die zijn toegestaan voor gebruik in het verkeer, zoals in Duitsland conform de StVO. Houd rekening met het toegestane totaalgewicht van de verschillende ietstypen, omdat er anders sprake kan zijn van breuk of niet-unctioneren van veiligheidsrelevante onderdelen.
7 Voor de eerste rit Controleer of uw iets gereed is voor gebruik en op uw lengte is ingesteld. onder de minimale waarde en niet boven de maximale waarde liggen. Als grove maatstaf, bijv. onderweg, kunt u ter controle als volgt te werk gaan: Als u de duim op de opgepompte band legt, mag u de band ook met sterke druk niet vervormen. Controleer de banden en ook de velgen op beschadigingen, ingedrongen voorwerpen, zoals glassplinters of puntige steentjes, en vervormingen.
9.2 Wanneer u de pedalen scheef plaatst of vastschroet, kan de schroefdraad in de krukarm beschadigd raken. Zitpositie instellen 9.2.1 Fietszadel instellen De zitpositie is bepalend voor uw comfort en prestaties tijdens het ietsen. 1 1 2 3 2 3 Verwijder of wijzig de zadelpen of zadelklem niet. Wanneer u onderdelen verandert of ombouwt, vervalt de garantie. Systeempedalen Tour- of sportpedalen Systeempedalen raceiets Trek alle schroeven met het voorgeschreven aanhaalkoppel aan.
9.2.4.1 bij een 2-schroef zadelpenklem De minimale insteekdiepte staat op de zadelpen vermeld. Zo niet, moet de minimale insteekdiepte 7,5 cm bedragen. Bij rames met een langere zitbuis die boven de bovenbuis uitsteekt, bedraagt de minimale insteekdiepte 10 cm. Sommige zadelpennen hebben twee schroeven voor het instellen van de zadelhoek, een voor en een achter de zadelpenbuis.
9.2.4.3 bij een geveerde zadelpen Geveerde zadelpennen verminderen de schokken die ontstaan door een onefen terrein en ontzien daardoor de ruggengraat. Voor een instelling van de verende elementen van de zadelpen kunt u bij uw dealer terecht. Buig uw bovenlichaam in de richting van het stuur totdat u een comfortabele houding hebt gevonden. Strek uw armen in de richting van het stuur. Onthoud de ongevere positie van uw handen om het stuur op deze hoogte in te stellen. 9.3.
Trek de stuurpen nooit boven de maximale of stopmarkering uit de buis. Indien u geen markering kunt vinden, steekt u de stuurpen minimaal 6,5 cm diep in de stuurbuis. Anders kan de stuurpen losraken of breken. 9.3.2 Stuurhoogte bij A-Head-systemen aanpassen 9.3.4 Stuurpositie door draaien van het stuur instellen Open de inbusschroeven aan de voorkant van de stuurpen. Draai het stuur totdat het in een comfortabele positie staat. Zorg ervoor dat het stuur precies in het midden in de stuurpen wordt geklemd.
9.3.5 Stuurhoogte bij verstelbare stuurpen aanpassen Bij sommige soorten stuurpennen kunt u de stuurhoek variëren. De klemschroeven voor de instelling van de hoek van de stuurpen zitten aan de zijkant van het scharnier of aan de boven- of onderkant van de stuurpen. Er zijn ook modellen met aanvullende vergrendelingshendels of justeerschroeven. 10 Frame De vorm van het rame is ahankelijk van het ietstype en de unctie van de iets.
11 Balhoofdset 12 Vork Het voorwiel wordt door de vork vastgehouden. De vork bestaat uit twee vorkpoten, de brug en de vorkschacht. Balhoofdset Het balhoofdset is het lager van de vork in het rame. Een correct ingesteld balhoofdset kan licht worden gedraaid. Hier mag geen sprake zijn van speling. Door schokken tijdens het ietsen wordt het balhoofdset zwaar belast. Het kan losraken of verdraaien.
13 Geveerde rames en verende elementen 13.1 Frames met achterbouwvering Wanneer u met uw iets extra sportief en bijzonder comfortabel in het terrein wilt rijden, hebt u mogelijk een volledig geveerd model gekocht. Hier is de achterbouw van het hoofdrame niet stijf, maar bewegelijk gelagerd en geveerd en gedempt met een schokdemper. slaat als u over een hindernis rijdt. Hiervoor moet de demper een beetje wegzinken als u op de iets gaat zitten. 13.
14 Trapassen en crankstellen Tandwielen behoren tot de slijtageonderdelen. De levensduur is ahankelijk van diverse factoren, zoals • onderhoud en verzorging, • soort gebruik en • het afgelegde traject. 15 Trapas controleren 16 Wielen 16.1 Wielen controleren Wielen vormen de verbinding tussen iets en de weg. Door onefenheden in de weg en door het gewicht van de gebruiker worden de wielen aanzienlijk belast. Voor de levering worden de wielen zorgvuldig gecontroleerd en gecentreerd.
Om vast te stellen of het naalager speling heet, probeert u het wiel dwars op de rijrichting in de vork resp. achterbouw heen en weer te bewegen. Wanneer u vaststelt dat er sprake is van speling tussen de lagers of dat u het wiel maar moeilijk kunt draaien, laat u het naalager door een dealer bijstellen. 17 Banden en binnenbanden 17.1 Banden Er zijn talloze soorten banden verkrijgbaar. De terreinwaardigheid en de rolweerstand zijn ahankelijk van het bandenproiel. 16.
De bandenspanning wordt in de Engelse eenheid PSI aangegeven. U vindt in Hoofdstuk 30 „Technische speciicaties“ een tabel voor de omrekening van de bandenspanning van PSI in bar. 17.2 Gebruik tubes alleen voor hiervoor geschikte velgen. Deze hebben geen hoge randen (velgranden), maar aan de buitenzijde een glad, naar binnen gewelfd oppervlak. Hierop wordt de tube gelijmd.
Om een binnenband met een Sclaverand- resp Frans ventiel te vullen, gaat u als volgt te werk: 18 Bandenpech verhelpen Wanneer u bandenpech wilt verhelpen, hebt u de volgende uitrusting nodig: • kunststof bandenlichters • plakkers • bandenplak • schuurpapier • evtl. vervangende binnenband Schroef de ventieldop met de vingers tegen de richting van de wijzers van de klok los. Schroef de kartelmoer tegen de richting van de wijzers van de klok los.
18.1.3 Zij-optrek-velgrem openen Open de snelspanhendel aan de remarm of de remhendel. Wanneer er geen remsnelspanners aanwezig zijn, laat u de lucht uit de banden ontsnappen. U kunt het wiel nu tussen de remvoeringen uit trekken. 18.1.4 Naaversnelling-, rol-, trommel- of terugtrapremmen ontspannen Maak de kabelklemschroef resp. de snelspanner aan de remarm los. Bij terugtrapremmen moet u de schroeverbinding van de remarm op de liggende achtervork openen. 18.
2. Trek de buitenkabel uit de buitenkabelhouder van de cassettekoppeling en verwijder de kabel uit de gleuf in de houder. 5. Maak de wielmoeren los en leg ze terzijde. Verwijder de onderlegplaatjes van de wielas. 6. Trek het achterwiel uit de gleuven van de uitvaleinden. Houder Buitenkabelhouder 18.3 Band en binnenband verwijderen CJ -8S 20 JA PA N 1 Schroef de ventieldop, de bevestigingsmoer en eventueel de wartelmoer van het ventiel.
Druk de bandenplakkers stevig op de beschadigde plek. Laat de bandenplakker enkele minuten drogen. 18.5 Band en binnenband terugplaatsen 18.6 Wiel terugplaatsen Houdt u er rekening mee dat de hier beschreven stappen als voorbeeld dienen. Zie de informatie van de betrefende fabrikant of neem contact op met uw dealer. 18.6.1 Voorwiel plaatsen Voorkom dat er voorwerpen in de band terechtkomen. Zorg ervoor dat de binnenband niet gevouwen is en nergens beklemd zit.
2. Plaats de borgplaatjes aan beide zijden van de naafas. Draai de schakelarm zodanig dat de uitstekende delen van de borgplaatjes in de gleuven van de uitvaleinden vastgrijpen. In dit geval kan de schakelarm bijna parallel met de vork worden gemonteerd. Houd bij de montage van de remarmklem voor het aantrekken van de klemschroef de klemmoer met een 10-mm-sleutel vast.
Montage van schakelkabel bij naaversnellingen Monteer de kabel zodanig aan het schakelwieltje dat de kabelbevestigingsmoer naar buiten tegen het uitvaleinde wijst. Schuif de rechte kant van de tussenschijf in de open kant van het schakelwieltje. Monteer de kabel zoals in de abeelding op het schakelwieltje. Trek de kabel door de gleuf van de houder aan de cassettekoppeling en steek het uiteinde van de kabelmantel op de buitenkabelhouder.
19 Fietsversnellingen Controleer of de kabel correct in de schakelwielgeleiding is geplaatst. LOCK LOCK CJ-8S20 CJ-8S20 JAPAN JAPAN Geleiding juist 19.1 Kettingversnelling Deze gebruikershandleiding beschrijt het gebruik van typische, in de handel verkrijgbare schakelcomponenten van MTB-, ATB-, cross- of raceietsen. Voor awijkende componenten vindt u aparte informatie op de cd of op internet op de pagina's van de betrefende fabrikant.
19.1.1 Schakelhendels bedienen De ietsketting mag niet tegelijkertijd voor op het kleinste kettingring en achter op het buitenste, kleine tandwiel liggen. De ietsketting mag ook niet tegelijkertijd op het grootste voorste kettingring en achter op het binnenste, grote tandwiel liggen. Anders kan de ketting eraf lopen. 19.1.1.1 Schakelhendels op de raceiets Shimano-schakelhendels Hendel b van groot naar klein kettingring Terwijl u schakelt, mag u nooit achteruit trappen.
Bedienen van hendel voor derailleur Hendel a: schakelen naar een groter tandwiel. Hendel a klikt vast in de posities 1, 2 en 3. Hendel a Hendel b beweegt bij gebruik van hendel a mee. Voorkom echter elke druk op hendel b. Dienovereenkomstig moet elke druk op hendel a bij bedienen van hendel b worden voorkomen. Een beweging van beide hendels gelijktijdig, is er geen sprake van een versnellingswissel. 3. Klikpositie Bedienen van hendel voor voorderailleur (standaard) Startpositie hendel a 2.
Bedienen van hendel voor voorderailleur met trimmen (mechanisme ter voorkomen van hinderlijk geluid), optioneel Schakelprocessen Hendel a: Schakelen naar een groter kettingring Trimmen (mechanisme ter voorkoming van hinderlijk geluid) Ahankelijk van de positie kan de ketting na het schakelen de buiten- of binnenkant van de kooi van de voorderailleur raken en hierbij geluiden produceren.
KETTINGPOSITIE TRIMMEN TEKENEN HENDEL BEDIENEN groot kettingring BEWEGING VOORDERAILLEUR Ketting raakt buitenste kooi van de voorderailleur Hendel a kleinere tandwielen Trimmen buitenste kooi voor het trimmen na het trimmen Beweging voorderailleur middelste kettingring kleinere tandwielen klein kettingring Klikpositie Ketting (contact) kleinere tandwielen groot kettingring Ketting raakt binnenste kooi van voorderailleur Hendel b Trimmen binnenste kooi voor het trimmen grotere tandwiele
SRAM-schakelhendel Zwenkbereik instellen Het zwenkbereik van de schakelhendels en remhendels kan individueel op de grootte van uw hand worden ingesteld. 0° X° Klik XX° Klik Klik Klik 0 Schakelhendels voor: Om naar een zwaardere (hogere) versnelling te schakelen, duwt u de kleine hendel iets naar binnen, totdat u een klik hoort of voelt. Om naar een lichtere (lagere) versnelling te schakelen, duwt u de kleine hendel verder naar binnen, totdat u een tweede klik hoort of voelt.
volledig uitgevoerde schakeling van voorderailleur Klikpositie Trimmen Klikpositie H b l (B) Hendel b Hendel Schakelen van een groter naar een kleiner kettingring Wanneer u hendel b een keer bediend, schakelt u van een groter op een kleiner kettingring. Bedienen van standaard hendel voor derailleur Hendel a uitgangspositie 1 b Een eerste klikstop geet bij het schakelen met hendel b het begin van het trimmen (mechanisme ter voorkoming van hinderlijk geluid) aan.
Derailleur De instelschroef kan ook bij de schakelhendel of op het rame zitten. Laat de kettingversnelling van uw iets door een dealer onderhouden, vervangen of instellen. Instelschroef Fijne afstelling / derailleur B Bedien de schakelhendel om de ketting van het kleinste tandwiel op het tweede tandwiel te schakelen. Neem hierna het doorhangende deel van de schakelkabel met de schakelhendel op en draai de crankarm.
Reinigen Gebruik voor de ketting bij voorkeur geen reinigingsmiddel. Bij gebruik van reinigingsmiddelen zoals roestverwijderaar kan de smering van de ketting uit de ketting worden gewassen en dit kan tot unctiestoringen leiden. De kettingringen en de tandwielen dienen regelmatig met een neutraal reinigingsmiddel te worden gereinigd. U dient de derailleur periodiek te reinigen en moet de bewegende delen (mechanisme en rollen) regelmatig smeren. 19.
19.2.2 Versnellingen bij een Shimanonaaversnelling instellen In dit voorbeeld gaat het om een 7/8-speed naaf. Draai de kabelstelschroef van de schakelhendel om de markeringslijnen met elkaar uit te lijnen. Stel de Revo-schakelhendel vervolgens van 4 op1 in en weer terug op 4. Controleer of de gele markeringslijnen nog steeds met elkaar in lijn zijn. Stel de schakelhendel in op 4. Kabelstelschroef Controleer of de gele markeringslijnen op de houder en op het schakelwiel met elkaar in lijn zijn.
20 Fietsketting Er bestaan twee basistypen ietskettingen: • de brede ietsketting (½ × 1 / 8") voor naaversnellingen en • de smalle ietsketting voor kettingversnellingen. Deze zijn verkrijgbaar in verschillende breedten, ahankelijk hoeveel tandwielen de gemonteerde cassette heet. Gebruik alleen kettingen voor uw iets die zijn bedoeld voor het aantal tandwielen dat op uw iets zit. Trek alle schroeven met het voorgeschreven aanhaalkoppel aan.
21 Rem, remhendels en remsystemen In deze gebruikershandleiding wordt het onderhoud en de bediening van de typische, in de handel verkrijgbare remcomponenten van een MTB-, ATB-, cross- of raceiets beschreven. Voor awijkende componenten vindt u aparte informatie of bijgeleverde handleidingen. Met vragen over de montage, instelling, het onderhoud en bediening kunt u terecht bij uw dealer. 21.1 Belangrijke informatie en veiligheidsrichtlijnen "Fietsen moeten 2 van elkaar onahankelijke remmen hebben.
21.2 Remhendels 21.3.1 Trommelremmen en rolremmen (Roller-Brake) 21.2.1 Standaardremhendels Bij rol- en trommelremmen wordt het remvermogen vanaf de handremhendel via een kabel naar de reminstallatie overgebracht. Bij een lange duurbelasting worden de rol- of trommelremmen zeer warm. Hierdoor neemt het remvermogen af en de rem kan zelfs helemaal stoppen met werken. Pas uw rijgedrag hierop aan. De iets is standaard met een bijpassende remhendel uitgerust.
21.3.2 Terugtraprem Gebruik op alopende stukken niet continu de terugtraprem, omdat de interne remonderdelen hierdoor erg warm kunnen worden en dit kan tot een verminderd remvermogen leiden. Gebruik bij lange en steile afdalingen ook awisselend altijd de tweede rem (voorwielrem), zodat de achterwielrem kan akoelen. Omdat de remtrommel bij langdurig remmen zeer heet kan worden, mag deze minimaal 30 minuten na het ietsen niet worden aangeraakt.
21.4 Velgremmen V-brakes hebben een zeer hoog remvermogen. Maak uzelf vertrouwd met de V-brake en gebruik het remvermogen gedoseerd. Oefen noodstops, totdat u uw iets ook bij zeer krachtig remmen onder controle kunt houden. 21.4.2 Afstand remvoering tot velg instellen Voor het instellen van de afstand van de remvoering tot de velg draait u aan de kabelstelschroef. Draai de stelschroef voor het vergroten van de afstand van de remvoering naar binnen (met de wijzers van de klok mee).
21.4.3 Slijtage van remvoering Bijna alle remvoeringen voor velgremmen zijn voorzien van groeven of inkepingen. Indien nodig kunt u met de veerstelschroef de terugveerkracht bijstellen, zodat de twee remarmen symmetrisch bewegen. Controleer hierna of de rem correct unctioneert (zie Hoofdstuk 21.4.1 „Rem bijstellen“). Wanner de rem niet goed werkt of de remblokjes zover zijn afgesleten dat een bijstelling niet mogelijk is, laat u de iets door een erkende ietsenmaker controleren en de remblokjes vervangen.
Wanneer u tijdens het remmen ongebruikelijke geluiden hoort, zijn de remblokjes mogelijk tot de slijtagegrens afgesleten. Laat de rem akoelen en controleer de dikte van de remblokjes. Laat de remblokjes indien nodig vervangen. del brandt. De snelspanner kan door de warmte van de remschijf ook zijn klemkracht verliezen. Een afgesleten, gescheurde of vervormde remschijf moet worden vervangen. Neem hiervoor contact op met een erkende ietsenmaker.
schijf worden gereinigd, omdat anders het remvermogen wordt belemmerd. 21.5.2 Vorming van dampbellen Een vorming van dampbellen kan optreden als de remmen enige tijd ononderbroken worden gebruikt, bijvoorbeeld tijdens een lange, steile afdaling. In plaats van hier permanent licht te remmen, kunt u de remmen beter korte malen gebruiken, indien nodig sterker remmen, en tussentijds de remhendels even loslaten.
22 Verlichtingsinstallatie 22.3 Lichtmachine / dynamo De dynamo produceert de voor het bedrijf van de koplamp en het achterlicht vereiste energie. Er bestaan verschillende soorten dynamo's. Op ietsen mogen alleen de volgens na nationale wetgeving (in Duitsland StVZO) voorgeschreven en erkende lichttechnische installaties worden gemonteerd. Bij twijfel neemt u contact op met uw dealer. 22.3.1 Banddynamo 22.
22.3.2 Naafdynamo 22.4 Uitval van de verlichtingsinstallatie De naafdynamo zit in de naaf van het voorwiel. Het efect van de naafdynamo is zeer hoog en de slijtage zeer laag. Een uitval of een storing van de verlichtingsinstallatie kan in het donker tot ernstige ongevallen leiden. Laat de storing door een erkende ietsenmaker verhelpen voordat u doorrijdt. Naafdynamo In de handel zijn doorgaans zeer goede iets- en outdoorlampen op accu/batterij verkrijgbaar.
23 Onderdelen 23.1.1 Voorwiel-bagagedrager 23.1 Bagagedrager De gemonteerde bagagedragers voldoen aan de norm EN 14873. De belastbaarheid van de bagagedragers is in vier gewichtsniveaus ingedeeld: 5 kg, 10 kg, 18 kg en 25 kg. De informatie over de belastbaarheid staat op de bagagedrager vermeld. De mogelijke maximale belasting kan ahankelijk van de constructie hoger zijn. Dat wordt apart aangegeven. Door bagage veranderen de rij-eigenschappen van de iets. Onder andere wordt de remweg langer.
Controleer regelmatig of de steunen goed in de scheurbeveiliging vastzitten. Wanneer u ietstassen of andere lasten op de bagagedrager transporteert, dient u op een veilige bevestiging te letten. Zorg ervoor dat niets tussen de spaken en de draaiende wielen kan komen. Laat een beschadigd spatbord altijd vervangen voordat u uw iets weer gebruikt. 23.2.1 Beveiliging weer vastklikken Monteer kinderzitjes alleen op achterbouw-bagagedragers als hiervoor de vereiste houders aanwezig zijn.
24 Accessoires en uitrusting Monteer bijgeleverde accessoires altijd conform de voorschriten en handleidingen. Let op de juiste aanhaalmomenten van de schroeverbindingen (zie Hoofdstuk 30 „Technische speciicaties“). Gebruik alleen accessoires die voldoen aan de toepasselijke wettelijke bepalingen. Niet erkende accessoires zijn niet verkeersveilig en kunnen ongevallen tot gevolg hebben. Alle accessoires en onderdelen moeten bij de iets passen.
24.2 Fietsstandaard Laat kinderen nooit zonder toezicht in het kinderzitje van een geparkeerde iets zitten. De iets kan omvallen en het kind kan ernstig letsel oplopen. Fiets nooit met een uitgeklapte standaard. 24.3 Fietsaanhanger 24.4 Fietsmand Door de bevestiging van de mand mogen de stuurbeugel of de stuurpen niet beschadigd raken. Monteer de ietsmand zodanig dat de koplamp en de voorste relector niet worden afgedekt. Zorg ervoor dat de rem- en schakelkabels niet worden geknikt.
25 Dak- en achterdragers 26 Carbononderdelen Carbon (koolstovezel) is een speciaal materiaal die een speciieke behandeling en verzorging tijdens de montage van de iets, het onderhoud, het rijden en ook tijdens het transport en de opslag vereist. Gebruik alleen dak- en achterdragers die voldoen aan de toepasselijke bepalingen in uw land. Nieterkende dak- en achterdragers zijn niet verkeersveilig en kunnen tot ongevallen leiden. Pas uw rijgedrag aan de belasting op uw autodak aan.
gebouwd, kan de trapasbehuizing beschadigd raken en vervalt als gevolg hiervan de garantie. Laat een dergelijke adapter door een dealer monteren. Controleer regelmatig (minimaal om de 100 km) de volgende onderdelen en oppervlakken op scheuren, breuken of oppervlakteveranderingen en controleer deze onderdelen ook altijd na een valpartij of nadat de iets is omgevallen: • de adapter niet meer mag worden verwijderd nadat hij in het carbonrame is gemonteerd. 26.4 Carbonrame 26.
26.7 Carbonwielen Slijtage aan het oppervlak, veranderingen van het oppervlak, bijv. door hitte tijdens het remmen, slijpsel van de remblokjes, wielnaaf of de zijkanten daarvan Wanneer u een iets met carbonvelgen gebruikt, dient u er rekening mee te houden dat dit materiaal een aanzienlijk slechter remgedrag heet dan velgen van aluminium. Houd er rekening mee dat alleen gekeurde remblokjes mogen worden gebruikt. 26.
27 Fiets verzorgen en onderhouden Laat de defecte onderdelen vervangen voordat u uw iets weer gebruikt. 27.1 Repareer lakbeschadigingen. Verzorging Er mogen geen onderhoudsmiddelen of olie op de remvoeringen, remschijven en remoppervlakken van de velg terechtkomen. Anders wordt de werking van de rem belemmerd. Behandel, met name in de winter en in agressieve omgevingen zoals aan de zee, alle corrosiegevoelige onderdelen veelvuldig met conserverings- en onderhoudsmiddelen.
27.3 Banden De banden van uw iets zijn onderhevig aan een unctiegerelateerde slijtage die ahankelijk is van het gebruik van de iets en kan door de gebruiker in hoge mate worden beïnvloed. Rem nooit zo hard dat de wielen blokkeren. Controleer de bandenspanning van uw banden regelmatig. De waarde van de maximaal toegestane bandenspanning, en meestal ook de toegestane minimale bandenspanning, staat op de zijkant van de band vermeld. Indien nodig, pompt u de band tot aan de aangegeven waarde op.
27.10 Stuurlint en greeprubbers Stuurlint en greeprubbers slijten door gebruik. Daarom moet u ze eventueel vervangen. Controleer regelmatig of de grepen stevig vastzitten. 27.11 Hydraulische olie en smeermiddelen Hydraulische olie en smeermiddelen verliezen in de loop van de tijd hun efect. Wanneer smeermiddelen niet worden vervangen, verhogen zij de slijtage aan de betrefende onderdelen en lagers. Reinig alle betrefende onderdelen en lagers regelmatig en smeer ze opnieuw.
28 Regelmatige inspecties Laat de volgende onderdelen bijstellen: Omdat zich na de eerste gereden kilometers de spaken zetten, de rem- en schakelkabels verlengen en de lagers inlopen, moet u de eerste inspectie ongeveer na 200 gereden kilometers of na vier tot zes weken door uw dealer laten uitvoeren. Ook voor de naleving van de garantievoorwaarden is dit van belang. • balhoofdset, Reinig uw iets na elke terreinrit en controleer de iets op beschadigingen. • versnelling, • remmen, • verende elementen.
na 3000 gereden kilometers Laat • naven, • balhoofdset, • pedalen, • schakelkabels* en • remkabels door een erkende ietsenmaker 29 Lijst met links Via deze links kunt u belangrijke informatie over uw iets en de gemonteerde onderdelen vinden. Op de websites van de fabrikanten vindt u naast belangrijke tips over het gebruik en de instellingen meestal ook de betrefende gebruikershandleidingen. www.rohlof.de www.speedliter.com www.brooksengland.com • demonteren, www.paul-lange.
30 Technische speciicaties 30.1 Toegestaan totaalgewicht van de iets Het toegestane totaalgewicht van de iets is samengesteld uit het gewicht van de iets zelf, het gewicht van de bestuurder en het gewicht van de bagage. Ook het gewicht van een aanhanger en de last wordt bij het totaalgewicht geteld. FIETSTYPE TOEGESTAAN TOTAALGEWICHT 20" trailer 50 kg 20" kinderiets 60 kg 24" kinderiets 80 kg Stadsiets city / trekking 130 kg max. 115 kg Stadsiets semi XXL 150 kg max.
30.2 Toegestane belasting van bagagedragers Houd rekening met eventueel awijkende waarden op uw bagagedrager of in de gebruikershandleiding van de fabrikant. Maximale gewichtsbelasting van voorste bagagedrager: • Laadvlak boven het wiel: 10 kg • diepliggend laadvlak: 18 kg Maximale gewichtsbelasting van de achterste bagagedrager: • 20" kinderiets en trailer: 10 kg Houd rekening met de minimale schroefdiepte.
Algemeen Carbon SCHROEFVERBINDING SCHROEFDRAAD AANHAALMOMENT (NM) Crankarm, staal M8x1 30 Crankrarm, aluminium M8x1 30 Pedaal 9 / 16" 30 Asmoer, voor alg. 25 Asmoer, achter alg.
30.5 Verlichtingsinstallatie 30.3.1 Algemene aanhaalkoppels voor schroeverbindingen De schroekwaliteit staat vermeld op de schroef, bijv. 8.8. Wanneer er geen awijkende waarden door de fabrikant worden voorgeschreven, gelden de volgende aanhaalkoppels (gemiddelde waarden) ahankelijk van de kwaliteit van de schroeven: KWALITEIT V2A / V4A SCHROEFDRAAD 8.8 10.9 12.9 Ahankelijk van met welk type verlichtingsinstallatie uw iets is uitgerust, hebt u mogelijk verschillende lampen nodig.
31 Garantievoorwaarden Lees Hoofdstuk 27 „Fiets verzorgen en onderhouden“ zorgvuldig door. Houd de in Hoofdstuk 28 „Regelmatige inspecties“ aangegeven inspectie- en onderhoudsintervallen aan. De naleving van de service-intervallen is tevens een voorwaarde voor eventuele garantieclaims. Voor uw iets geldt een wettelijke garantieperiode van twee jaar. Deze termijn gaat in op het moment dat u de iets bij uw dealer in ontvangst neemt. Uw dealer is tevens uw contactpersoon ingeval van garantieclaims.
I Algemene Gebruikershandleiding 67
Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe iets. Copyright © 2011 Derby Cycle Werke GmbH Nadruk, ook gedeeltelijk, alleen met toestemming van Derby Cycle Werke GmbH. Drukfouten, fouten en technische wijzigingen voorbehouden.