Installation Instructions

46
Instructies voor de installateur
Volg deze procedure om de andere modules
aan te passen.
Als de stroom te lezen is te laag om te controleren of het
systeem van vraag en afvoer (in-en uitlaat leidingen) niet
geblokkeerd zijn. Indien deze niet verstopt controleren of
de brander en / of de warmtewisselaar op vervuiling
.
C) SLUITING VAN DE BASIS-KALIBRATIE
- Controleer de waarden van CO2 aan de minimale en
maximale bereik.
- Indien nodig zijn voor eventuele aanpassingen.
Voor een goede werking, past u de
waarden van CO2, met bijzondere
aandacht voor respect voor de waarden
van de tabel.
- Vervang de stekker met de dop inspectie dampen
OPMERKING:
Druk niet op de grenzen van de limiet
schroef.
INJECTOREN – GASDRUK
CO
2
Waarde (%)
Gas type
Gas druk
(mbar)
min
(rpm)
Opstart
waarde IG
(%)
N.A.
25
50
Ø
Brander
injectoren
(mm)
N.A.
8,5
5,7
Aardgas (G20)
Aardgas (G25)
Propaan (G31)
Brander
snelheid
max
(rpm)
N.A.
2000
2000
N.A.
5400
5400
N.A.
75
75
min
N.A.
9,1
10,2
max
N.A.
8,6
10,4
MODULEX
100 - 150 - 200
250 - 300 - 350
Diaphragm
N.A.
conish
plat
Controleer regelmatig de C0
2
waarden voorall bij laag vermogen.
Na vervanging van het gascombiblok of in ge-
val van een moeizame ontsteking:
Draai de maximum gasdrukregelschroef “A”
geheel met de klok mee tot deze niet verder kan,
en draai deze schroef vervolgens 9
omwentelingen terug.
Controleer de branderontsteking, en als de
brander weer in storing gaat draai dan
gasregeldrukschroef “A“ nogmaals 1
omwenteling tegen de klok in en controleer de
ontsteking opnieuw. Als de brander weer in
storing gaat blijft deze procedure herhalen totdat
de brander ontsteekt.
Vanaf hier stel de brander in zoals eerder is
omschreven.