User manual

Vermogens-/RPM-module
Nr. 20002RC Versie 03/11
BEDOELD GEBRUIK 1.
Dit product is bedoeld om samen te werken met de RC Logger (niet meegeleverd) om de informatie over vermogen
(spanning en stroom) en omwentelingssnelheid (hoofdrotorbladen / staartrotorbladen / wiel) te leveren van een
modelvoertuig dat wordt gevoed door LiPo batterijen. Het product wordt gevoed door de RC Logger.
In verband met veiligheid en normering (CE) zijn geen aanpassingen en/of wijzigingen aan dit product toegestaan.
Indien het product voor andere doeleinden wordt gebruikt dan hiervoor beschreven, kan het product worden
beschadigd. Bovendien kan bij verkeerd gebruik een gevaarlijke situatie ontstaan met als gevolg bijvoorbeeld
kortsluiting, brand, elektrische schok enzovoort. Lees de gebruiksaanwijzing volledig door en gooi hem niet weg.
Het product mag alleen samen met de gebruiksaanwijzing aan derden ter beschikking worden gesteld.
LEVERINGSOMVANG2.
Vermogen & toerentalmodule >
Aansluitkabel voor de logger >
Aansluitkabel voor de module >
Zoemer met kabel >
Toerentalkabel >
2 rode krimpkousen (8 mm) >
4 zwarte krimpkousen (8 mm x2, 18 mm x 2) >
Voedingsconnector met pennetjes >
Voedingsconnector met busjes >
Gebruiksaanwijzing >
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES3.
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en let vooral op de veiligheidsinstructies.
Indien de veiligheidsinstructies en de aanwijzingen voor een juiste bediening in deze
gebruiksaanwijzing niet worden opgevolgd, kunnen wij niet aansprakelijk worden gesteld
voor de daardoor ontstane schade aan apparatuur of persoonlijk letsel. Bovendien vervalt
in dergelijke gevallen de garantie.
Personen / Product
Het apparaat is geen speelgoed. Houd het buiten bereik van kinderen en huisdieren. >
Laat verpakkingsmateriaal niet zomaar rondslingeren. Dit kan gevaarlijk materiaal worden voor spelende kinderen. >
Bescherm het product tegen extreme temperaturen, direct zonlicht, sterke schokken, hoge luchtvochtigheid, >
vocht, ontvlambare gassen, dampen en oplosmiddelen.
Zet het product niet onder mechanische druk. >
Als het niet langer mogelijk is het apparaat veilig te bedienen, stel het dan buiten bedrijf en zorg ervoor dat niemand >
het per ongeluk kan gebruiken. Veilige bediening kan niet langer worden gegarandeerd wanneer het product:
zichtbaar is beschadigd, -
niet langer op juiste wijze werkt, -
tijdens lange periode is opgeslagen onder slechte omstandigheden, of -
onderhevig is geweest aan ernstige vervoergerelateerde druk. -
Behandel het apparaat met zorg. Schokken, botsingen of zelfs een val van een beperkte hoogte kan het >
product beschadigen.
Neem alstublieft ook de veiligheids- en gebruiksaanwijzingen van alle andere apparaten in acht die met >
het product zijn verbonden.
Het product mag niet werken met sterke elektromagnetische interferentie. Blijf uit de buurt van bronnen >
met elektromagnetische interferentie en herstart de vermogen & toerentalmodule als er zich problemen
hebben voorgedaan.
Overspanning/ overstroom kunnen het product beschadigen. >
Verkeerd aansluiten kan het product beschadigen. >
De specicaties geven uitsluitend een globale indicatie. Condities die speciek gelden voor uw situatie - >
zoals omgevingstemperatuur, gebruikte motor, gebruikte ESC, beschikbare luchtstroom voor de vermogen &
toerentalmodule enz., beïnvloeden de maximale stroom die veilig kan worden gebruikt. U bent zelf verantwoordelijk
voor het controleren van de stroomopname en de temperatuur van de vermogen & toerentalmodule voor en kort
na gebruik. Als de vermogen & toerentalmodule zeer oncomfortabel aanvoelt (of warmer is dan 60 ºC na meting),
dient deze op een andere plaats te worden geïnstalleerd met voldoende ventilatie. We raden sterk aan om de
omgevingsmodule (20003RC) te gebruiken voor het meten van de temperatuur van de onderdelen. Hiermee kan
het totale systeem worden verbeterd en wordt tevens gegarandeerd dat het systeem stabiel is en veilig werkt.
Diversen
Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de veiligheid of het aansluiten van het apparaat. >
Onderhoud, aanpassingen en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door een expert of in een >
daartoe bevoegde winkel.
Als u nog vragen hebt die niet door deze gebruiksaanwijzingen zijn beantwoord, neem dan contact op met >
onze technische dienst of ander technisch personeel.
BEDIENINGSELEMENTEN4.
SYS SENSOR
POWER
I/O 1
I/O 2
Buzzer
RPM
POWER IN
POWER OUT
Vin
Vout
Balancer
GND
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
+
-
+
-
Functie Functie
1. I/O 1 Voor de upstream aansluiting naar
de RC Logger of een module die is
aangesloten op de RC Logger.
7. GND Verbinding naar de massa van de ESC
2. SYS
SENSOR
Een groene LED geeft de status van
de module aan.
8. Balancer Verbinding met de balanceerkabel
van de batterij. Indien aangesloten,
geeft deze batterij informatie voor de
individuele cel.
3. POWER Een rode LED geeft aan dat de
module spanning voert.
9. I/O 2 Voor de downstream verbinding naar
andere modulen.
4. Vin Aansluiting naar de V+ van de
batterij.
10. RPM Verbinding naar de kabel tussen ESC
en motor. Indien aangesloten, slaat
de vermogen & toerentalmodule het
toerental van de motor op
5. Massa
(Vin)
Verbinding naar De minaansluiting
(massa) van de batterij.
11. Buzzer Verbinding naar de zoemer. Indien
aangesloten, geeft de zoemer een
akoestisch signaal om de batterijstatus
aan te geven.
6. Vout Verbinding naar de ESC V+.
ASSEMBLAGE5.
Zorg ervoor dat het circuit tijdens het solderen niet oververhit raakt. Dit kan het product
beschadigen.
Steek de “Vout” kabel en de “GND” door een zwarte (18 mm) krimpkous.1.
Steek de “Vout” kabel door een rode krimpkous en de “GND” door een zwarte (8 mm) krimpkous. Kort de 2.
kabel indien nodig in op de gewenste lengte.
Soldeer de “Vout” (+) en “GND” (–) aan de pennen van de connector met busjes en let daarbij op de juiste 3.
polariteit..
+
Verplaats de krimpkous zodat deze de soldeerpunten bedekt. Verwarm de krimpkous totdat deze krimpt en 4.
zich stevig om de soldeerpunten sluit.
Steek de “Vin” kabel en de “Ground (Vin)” door een zwarte (18 mm) krimpkous.5.
Steek de “Vin” kabel door een rode krimpkous en de “Ground (Vin)” door een zwarte (8 mm) krimpkous. 6.
Snijd de kabel indien nodig af op de gewenste lengte.
Soldeer de “Vin” (+) en de “Ground (Vin)” (–) aan de kortere pennen van de voedingsconnector met busjes 7.
en let daarbij op de juiste polariteit.
+
Verplaats de krimpkousjes zodat deze de soldeerpunten bedekken. Verwarm de krimpkousjes totdat deze 8.
krimpen en zich stevig om de soldeerpunten sluiten.
AANSLUITING BIJ RC LOGGER LC6.
Kalibratie
Kalibratie is alleen vereist voor de RC Logger LC. Kalibreer de vermogen & toerentalmodule voor nauwkeurige
werking als:
de vermogen & toerentalmodule voor de eerste keer wordt ingesteld en gebruikt, >
er een wijziging is doorgevoerd in de RC Logger LC en de aansluiting van de modulen van de RC Logger >
(wijziging van de aansluitvolgorde of het toevoegen/verwijderen van modulen),
de data als onnauwkeurig kunnen worden beschouwd. >
Sluit afhankelijk van de behoefte de zoemer aan op de ‘buzzer poort’ en let daarbij op de juiste polariteit.1.
Sluit afhankelijk van de behoefte de toerentalkabel aan op één van de drie willekeurige kabels tussen de 2.
ESC en de motor.
De rode draad en de zwarte draad van de RPM-kabel hebben dezelfde functie, zodat ze ofwel
allebei aan een enkele kabel kunnen worden aangesloten, of juist één ervan. Sluit ze echter niet
afzonderlijk aan twee verschillende kabels aan.
Verbind de vermogen & toerentalmodule met de RC Logger LC door middel van de meegeleverde 3.
loggeraansluitkabel via het chassisdeel “I/O 1”.
Als alternatief kan de vermogen & toerentalmodule eveneens worden aangesloten op de RC Logger LC via 4.
een andere RC Logger module (die een downstream aansluiting ondersteunt). Lees de gebruiksaanwijzing
van de module alvorens deze aan te sluiten. Verbind de vermogen & toerentalmodule met een module via de
meegeleverde moduleverbindingskabel en sluit die module aan op de RC Logger LC.
De vermogen & toerentalmodule kan downstream op andere modulen worden aangesloten via het 5.
chassisdeel “I/O 2”.
Schakel de draadloze afstandsbediening in sluit daarna de batterij aan op de ESC om het modelvoertuig 6.
te voeden.
Schakel de RC Logger LC in. De kalibratie zal automatisch starten en de “SYS SENSOR” zal knipperen. 7.
Deze procedure vergt minder dan een minuut. Als de kalibratie met succes is afgerond, zal de “SYS
SENSOR” stoppen met knipperen en groen oplichten. Tijdens het kalibreren zal de “SYS SENSOR”
tweemaal per seconde knipperen. Schakel de RC Logger LC uit en herhaal de bovenstaande stappen
nogmaals om te kalibreren.
Schakel de RC Logger LC uit als de kalibratieprocedure is beëindigd. Verbreek de verbinding van de ESC 8.
met de batterij.
Ingebruikname
Sluit afhankelijk van de behoefte de zoemer aan op de ‘buzzer poort’ en let daarbij op de juiste polariteit.1.
Sluit afhankelijk van de behoefte de toerentalkabel aan op elk van de kabels tussen de ESC en de motor. 2.
De rode draad en de zwarte draad van de RPM-kabel hebben dezelfde functie, zodat ze ofwel
allebei aan een enkele kabel kunnen worden aangesloten, of juist één ervan. Sluit ze echter niet
afzonderlijk aan twee verschillende kabels aan.
Sluit de vermogen & toerentalmodule aan op de RC Logger LC met de meegeleverde loggeraansluitkabel 3.
via het chassisdeel “I/O 1”.
Als alternatief kan de vermogen & toerentalmodule ook worden aangesloten op RC Logger LC via een 4.
andere RC Logger LC module (die een downstream verbinding ondersteunt). Lees de bedieningsinstructies
van de module alvorens deze aan te sluiten. Sluit de vermogen & toerentalmodule aan op een module met
de meegeleverde moduleverbindingskabel en sluit die module aan op de RC Logger LC.
Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van CEI Conrad Electronic International (HK) Limited,
28th Floor & 2903-9, Pacic Plaza, 418 Des Voeux Road West, Hong Kong.
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld
fotokopie, microverlming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de
schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden.
Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het ter perse gaan. Wijzigingen in techniek en
uitrusting voorbehouden.
© 2011 by CEI Conrad Electronic International (HK) Limited V2_0311-HL
De vermogen & toerentalmodule kan downstream worden aangesloten op andere modulen via het 5.
chassisdeel “I/O 2”.
Sluit de voedingsconnector met busjes aan op de V+ en de aarde/massa van de ESC.6.
Schakel de remote controller van het modelvoertuig in en sluit de voedingsconnector met pennetjes aan op 7.
de V+ en de min van de batterij.
Schakel de RC Logger LC in. De “POWER” (rode LED) licht op en geeft aan dat de module is 8.
ingeschakeld.
Daarna zal de “SYS SENSOR” (groene LED) oplichten. Dit geeft aan dat de vermogen & toerentalmodule werkt.9.
Sluit afhankelijk van de behoefte de balanceerkabel van de batterij aan op de balanceerkabel van de 10.
vermogen & toerentalmodule. De aarddraad van de batterijbalanceerkabel dient de worden verbonden met
de aarddraad van de modulebalanceerkabel. De vermogen & toerentalmodule kan batterijen ondersteunen
met maximaal zes cellen (0 tot 25,2 V/DC) – leg deze draad altijd tegen de zwarte draad (massa/aarde).
Als er twee batterijen zijn, maak dan uitsluitend een verbinding met batterij 1. Verkeerd aansluiten
kan het product beschadigen.
SYS SENSOR
POWER
+
+
1
2
+
Bevestig de vermogen & toerentalmodule stevig op de behuizing van het modelvoertuig met behulp van 11.
kabelbandjes, lijm of dubbelzijdig plakband.
Let er bij het installeren van de module op dat de aangesloten kabels niet worden geknikt of
afgeklemd.
Volg de gebruiksinstructies van de RC Logger LC op, zodat de informatie van de vermogen & toerentalmodule 12.
tegelijkertijd wordt opgeslagen in de RC Logger LC.
Raadpleeg de instructies van de RC Logger LC voor het verwerken van de data .13.
AANSLUITING BIJ RC LOGGER HD / PRO7.
De kalibratie vindt plaats in de assemblageprocedure, er is geen afzonderlijke kalibratiestap nodig.
Sluit afhankelijk van de behoefte de zoemer aan op de ‘buzzer poort ‘en let daarbij op de juiste polariteit.1.
Sluit afhankelijk van de behoefte de toerentalkabel aan op een van de drie kabels tussen de ESC en de motor. 2.
De rode draad en de zwarte draad van de RPM-kabel hebben dezelfde functie, zodat ze ofwel
allebei aan een enkele kabel kunnen worden aangesloten, of juist één ervan. Sluit ze echter niet
afzonderlijk aan twee verschillende kabels aan.
Verbind de vermogen & toerentalmodule met de RC Logger HD / PRO met de meegeleverde 3.
loggerverbindingskabel via het chassisdeel “I/O 1”.
Als alternatief kan de vermogen & toerentalmodule ook worden aangesloten op de RC Logger HD / PRO via 4.
een andere RC Logger module (die een downstream verbinding ondersteunt). Lees de gebruiksinstructies
van de module alvorens deze aan te sluiten. Sluit de vermogen & toerentalmodule aan op een module met de
meegeleverde moduleverbindingskabel en verbind die module met de RC Logger HD / PRO.
De vermogen & toerentalmodule kan downstream worden aangesloten op andere modulen via het 5.
chassisdeel “I/O 2”.
Sluit de voedingsconnector met busjes aan op de V+ en op de aarde/massa van de ESC.6.
Schakel de RC Logger HD / PRO in. De “POWER” (rode LED) licht op en geeft aan dat de module is 7.
ingeschakeld.
De kalibratie zal automatisch starten; de “SYS SENSOR” gaat knipperen. Het proces duurt korter dan een 8.
minuut. Als de kalibratie met succes is uitgevoerd, stopt de “SYS SENSOR” met knipperen en licht deze
groen op. Tijdens het kalibreren zal de “SYS SENSOR” tweemaal per seconde knipperen. Schakel de RC
Logger HD / PRO uit en herhaal de bovenstaande stappen opnieuw om te kalibreren.
Schakel de remote controller van het modelvoertuig in en sluit de voedingsconnector met pennetjes aan op de 9.
V+ en min van de batterij.
Verbind afhankelijk van de behoefte de balanceerkabel van de batterij met de balanceerkabel van de 10.
vermogen & toerentalmodule. De aarddraad van de batterijbalanceerkabel dient te worden verbonden met
de aarddraad van de modulebalanceerkabel. De vermogen & toerentalmodule kan batterijen ondersteunen
van maximaal zes cellen (0 tot 25,2 V/DC) – leg deze draad altijd tegen de zwarte draad (massa/aarde).
Als er twee batterijen zijn, maak dan uitsluitend een verbinding met batterij 1. Verkeerd aansluiten
kan het product beschadigen.
SYS SENSOR
POWER
+
+
1
2
+
Bevestig de vermogen & toerentalmodule stevig tegen de behuizing van het modelvoertuig met behulp van 11.
kabelbundelbandjes, lijm of dubbelzijdig plakband.
Zorg er bij het installeren van de module voor dat de kabels die op de module worden aangesloten
niet worden geknikt of afgeklemd.
Volg de instructies van de RC Logger HD / PRO op om de RC Logger HD / PRO te gebruiken, zodat de 12.
informatie van de vermogen & toerentalmodule gelijktijdig wordt opgeslagen in de RC Logger HD / PRO .
Raadpleeg de instructies van de RC Logger HD / PRO om de data te verwerken.13.
ZOEMER8.
Functie Omschrijving
Aanduiding van het aantal
cellen
Als de balanceereenheid is aangesloten, klinkt er een piepgeluid dat het
aantal cellen in de batterij aangeeft. Als er bijvoorbeeld een batterij met
drie cellen is aangesloten, zullen er drie piepjes worden gegenereerd.
Batterij leeg alarm / verkeerde
aansluiting
Er klinkt een snel piepgeluid als een van de cellen van de batterij een
lagere spanning heeft dan 3,7 V of als de balanceereenheid niet juist
is aangesloten.
LED9.
Functie Omschrijving
Tijdens het kalibreren “SYS SENSOR” knippert; “POWER” licht op.
Kalibratie mislukt “SYS SENSOR” knippert tweemaal per seconde; “POWER” licht op.
Batterij leeg alarm / verkeerde aansluiting “SYS SENSOR” licht op; “POWER” knippert snel.
VERWIJDERING10.
In het belang van het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu,
de bescherming van de gezondheid van de mens en een behoedzaam en rationeel gebruik van
natuurlijke hulpbronnen dient de gebruiker een niet te repareren of afgedankt product in te leveren
bij de desbetreffende inzamelpunten overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Het symbool met de doorgekruiste afvalbak geeft aan dat dit product gescheiden van het gewone
huishoudelijke afval moet worden ingeleverd.
TECHNISCHE GEGEVENS11.
Bedrijfsspanning: 3,6 – 6 V/DC
Stroomverbruik: max. 130 mA
Bedrijfstemperatuur: -10 tot +60 ºC
Opslagtemperatuur: -20 tot +60 ºC
Uitgangsinformatie: Celspanning, stroom, motoromwentelingssnelheid
Vin / Vout kabellengte: 10 cm
Balanceerkabellengte: 12 cm
Zoemerkabellengte: 10 cm
Toerentalkabellengte: 20 cm
Logger verbindingskabellengte: 20 cm
Module verbindingskabellengte: 20 cm
Afmetingen (B x H x D): 33 x 23 x 43 mm
Gewicht: 70 g
Metingen:
Celspanning
Meetbereik:
-totaal:
-enkele cel:
max. 50,4 V
max. 4,2 V
Resolutie: 0,1 V
Stroom
Meetbereik: max. 200 A
Resolutie: 0,1 A
Motoromwentelingssnelheid
Meetbereik: 0 – 19000 tpm
Resolutie: 10 tpm
Vereist toerental voor metingen: min. 150 tpm
De bovenstaande toerentalwaarde is gebaseerd op een zespolige borstelloze gelijkstroommotor.