Operation Manual
NL Bedieningshandleiding – luchtontvochtiger TTR 56 E 5
Het apparaat is voorzien van een handgreep voor eenvoudig
transport.
Vóór elk transport de volgende instructies opvolgen:
1. Schakel het apparaat uit met de POWER-toets (zie hoofdstuk
bedieningselementen).
2. Wacht minimaal 2 minuten tot het naloopbedrijf is beëindigd,
de ventilator is uitgeschakeld en het controlelampje
bedrijf (44) niet meer knippert.
3. Trek dan de netstekker pas uit het stopcontact.
4. Maak het condensreservoir leeg. Let op het nadruppelen van
condens.
5. Wacht minimaal 1 uur voor verder transport of voor
onderhoudswerkzaamheden.
Na elk transport de volgende instructies opvolgen:
1. Plaats het apparaat na het transport rechtop.
Opslag
Bij het niet gebruiken het apparaat als volgt opslaan:
• droog,
•overdekt,
• rechtop staand op een plaats die beschermd is tegen stof en
direct zonlicht,
• evt. met een kunststofhoes tegen indringen van stof
beschermen.
• De opslagtemperatuur moet voldoen aan de in hoofdstuk
technische gegevens opgegeven bedrijfstemperatuurbereik.
Opstellen
Houd bij het opstellen van het apparaat rekening met de minimale
afstanden t.o.v. wanden en objecten, volgens hoofdstuk
technische gegevens.
• Plaats het apparaat stabiel en waterpas. Het apparaat is
voorzien van een kantelbeveiliging, daarom beslist zorgen
dat het rechtop wordt opgesteld.
• Plaats het apparaat zoveel mogelijk in het midden van de
ruimte en houd voldoende afstand t.o.v. warmtebronnen en
brandbare materialen.
• Zorg dat gordijnen of andere objecten de luchtstroom niet
hinderen. Houd voldoende afstand, zie hoofdstuk Technische
gegevens.
• Vooral bij het opstellen van het apparaat in vochtige
omgevingen, zoals spoelkeukens en dergelijke, het apparaat
in de gebouwinstallatie volgens de voorschriften afzekeren
met een geschikte aardlekschakelaar.
• Zorg dat verlengsnoeren volledig zijn uit-/afgerold.
Opmerkingen m.b.t. de ontvochtigingscapaciteit
De ontvochtigingscapaciteit is afhankelijk van:
• de aard van de ruimte
• de ruimtetemperatuur
• de relatieve luchtvochtigheid
Bij gebruik in woonruimten volstaat een luchtvochtigheid van ca.
50 % tot 60 %. In magazijnen en archieven mag de
luchtvochtigheid een waarde van ca. 50 % niet overschrijden.
Transport en opslag In gebruik nemen
CC
A
B
D