Gebruikershandleiding Het maakt niet uit hoeveel fietservaring je hebt, LEES EERST hoofdstuk 1 voordat je de nieuwe fiets in gebruik neemt.
BELANGRIJK: BEWAAR DIT DOCUMENT TER REFERENTIE Informatie over deze gebruikershandleiding Betekenis van speciale symbolen en letters Het maakt niet uit hoeveel fietservaring je hebt, LEES EERST hoofdstuk 1 voordat je de nieuwe fiets in gebruik neemt. Het woord WAARSCHUWING duidt in deze handleiding op een gevaarlijk situatie die, indien deze niet wordt vermeden, fatale gevolgen kan hebben of kan leiden tot ernstig letsel.
Montage van je nieuwe fiets Voor het monteren en het afstellen van de fiets is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig. Laat deze werkzaamheden alleen uitvoeren door een erkende dealer. Bij vragen Aangezien er verschillende modellen met verschillende onderdelen zijn, is het mogelijk dat deze handleiding informatie bevat die op jouw fiets van toepassing is. Bepaalde illustraties kunnen enigszins afwijken van de gekochte fiets.
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde ondergrond Type fiets en gebruiksclassificatie Kinderfiets........................................ 1 Gebruikstoepassing 1....................... 1 Gebruikstoepassing 2....................... 1 Gebruikstoepassing 3....................... 2 Gebruikstoepassing 4....................... 2 Gebruikstoepassing 5....................... 2 Voor de eerste rit Zorg dat de fiets past........................ 3 Weet hoe de fiets presteert...............
TYPE FIETS EN GEBRUIKSCLASSIFICATIE WAARSCHUWING Fietsen (en de onderdelen ervan) kunnen kapot gaan of worden beschadigd als ze tijdens het rijden worden blootgesteld aan hogere druk dan waarvoor de zijn ontworpen. Als je fiets is beschadigd, kun je de macht over de fiets kwijtraken en vallen. Houd bij het rijden rekening met de beperkingen van de fiets. Als je niet zeker weet waarvoor de fiets geschikt is, moet je even contact opnemen met de dealer. Kinderfiets Deze fietsen zijn bedoeld voor kinderen.
Gebruikstoepassing 3 Gebruik stoepassing 1 en 2 plus ruige paden, ruige onverharde paden en ruige technische gebieden met onbewerkte paden, waarbij de wielen het contact met de ondergrond tijdelijk kunnen verliezen. NIET springen. Alle mountainbikes zonder achtervering zijn geschikt voor gebruikstoepassing 3, evenals enkele lichtgewicht modellen met achtervering.
VOOR DE EERSTE RIT Zorg dat de fiets past De verkoper moet bepalen welke maat fiets geschikt is voor jou. Wanneer je met beide voeten plat op de grond over de fiets staat, moet de afstand tussen de bovenbuis en A de bestuurder minimaal 25 mm zijn (Afbeelding 1). Voor mountainbikes wordt een afstand Afbeelding 1- Minimale van 50-75 mm ruimte tussen fiets en aanbevolen.
CONTROLEER DE FIETS VOOR ELKE RIT Gebruik de volgende controlelijst om de fiets voor elke rit te controleren. Renners ervaren wel eens problemen Als een onderdeel de inspectie niet doorstaat, moet de fiets worden met hun frame of vork. Als er een gerepareerd overeenkomstig de probleem is met het frame of de vork, informatie in deze handleiding of moet je de fiets niet gebruiken. ter reparatie naar de dealer worden In uitzonderlijke gevallen kan gebracht.
peling met een wielkoppelingsmechanisme dat met een hendel wordt geactiveerd (zie afbeelding 3), waarmee het wiel kan worden geplaatst en verwijderd zonder gereedschap, of een versterkte as die door Afbeelding 3- Wiel met de uiteinden van snelkoppeling het frame of de vork wordt geschroefd. Meer informatie over het bijstellen en vastzetten van de wielbevestiging op de fiets vind je in hoofdstuk 3. Controleer of de wielen goed vastzitten.
LET OP Schijfremmen en schijven worden tijdens het gebruik erg heet en kunnen brandwonden veroorzaken. De randen van de schijven kunnen scherp zijn en snijwonden veroorzaken. Raak de schijf of schijfrem niet aan wanneer deze heet zijn of draaien. remhendel helemaal tot aan het stuur kan worden ingeknepen, is deze te ruim afgesteld. De remblokjes moeten 0.25-0.75 mm verwijderd zijn van de schijf wanneer de remmen niet worden gebruikt.
Controleer de afstelling van de vering Controleer of de vering is afgestemd op je rijgedrag en de veringsonderdelen niet zover kunnen worden uitgerekt of samengedrukt dat geen veerweg of -ruimte meer over is. Controleer de verlichting en reflectoren Controleer of de verlichting goed functioneert en de batterijen niet leeg zijn. Als een dynamo wordt gebruikt, moet je controleren of deze naar behoren is bevestigd en alle bevestigingspunten stevig zijn aangedraaid.
over de staat van een onderdeel. kun je de fiets beter niet gebruiken. Wees heel voorzichtig bij het omgaan met onderdelen van carbonfiber die mogelijk beschadigd zijn. Als een onderdeel van composiet is beschadigd, kunnen losse vezels vrijkomen. Carbonvezels zijn dunner dan een haar, maar vrij stijf. Als het uiteinde van een van deze vezels tegen je huid komt, kan de vezel als een naald door je huid prikken.
RICHTLIJNEN VOOR VEILIG FIETSEN Zorg dat je op de hoogte bent en je houdt aan de geldende regelgeving voor fietsers In de meeste landen gelden er speciale regels waaraan je je als fietser dient te houden. Voor meer informatie hierover kun je terecht bij fietsverenigingen bij jou in buurt of de 3VO (of equivalent). De vereisten met betrekking tot de verlichting en reflectoren kunnen per regio of land verschillen. Controleer dit dus van tevoren.
beeld wanneer je over natte bladeren, een geschilderd zebrabad of een putdeksels rijdt, moet je niet te scherp insturen en te hard door de bocht gaan. Wanneer de temperatuur bij nat weer tot onder het vriespunt daalt, heb je nog minder grip. Daarnaast is het mogelijk dat de remmen minder goed functioneren. Pas je snelheid dienovereenkomstig aan of gebruik een andere manier om je te verplaatsen. Bij nat weer werkt de dynamo (lichtgenerator) mogelijk niet goed.
• Wees extra voorzichtig op een onverharde ondergrond. Rij alleen op de daartoe bestemde paden. Probeer stenen, takken en kuilen te vermijden. Wanneer je een heuvel afdaalt, minder je vaart, houd je je gewicht laag en achter op het zadel en gebruik je de achterrem meer dan de voorrem. • Misbruik de fiets niet; neem de gebruiksclassificatie voor jouw type fiets in acht (zie pagina 1-2). Fietsen zijn niet onverwoestbaar.
INSTRUCTIES VOOR HET FIETSEN Gebruik de remmen voorzichtig Houd altijd een veilige afstand tot andere voertuigen en objecten. Pas de remkracht en de remafstand aan de omstandigheden aan. Als de fiets twee handremmen heeft, gebruik je beide remmen tegelijkertijd.
ZORG VOOR JE FIETS Bescherm de fiets wanneer je deze stalt of opbergt Beveilig je fiets tegen diefstal Koop en gebruik een slot dat bestand is tegen knipscharen en zagen. Zet de fiets altijd op slot wanneer je deze ergens onbeheerd laat staan. Noteer het serienummer en bewaar het op een veilige plaats Registreer je fiets bij de politie. Vul onze online registratiekaart in. Wij bewaren het serienummer van de fiets dan voor je.
de fiets op en zorg dat de bandenspanning ongeveer de helft van de normale bandenspanning is. Voordat je de fiets weer in gebruik neemt, moet je controleren of de fiets nog goed werkt. Houd de fiets schoon Als het frame of een onderdeel vuil is, reinig je dit met een zachte, vochtige doek en fietsreiniger of een oplossing van zeep en water.
HOOFDSTUK 2: ONDERHOUD Onderhoudsschema Maandelijks Dit onderhoudsschema is gebaseerd op normaal gebruik. Als je meer dan gemiddeld fietst of veel in de regen, de sneeuw of op onverhard terrein fietst, moet je vaker onderhoud plegen dan in het schema wordt aanbevolen. Als een onderdeel niet meer goed functioneert, moet je dit meteen controleren en repareren of neem je contact op met de dealer. Als een onderdeel is beschadigd, moet je het betreffende onderdeel vervangen voordat je weer op de fietst stapt.
Aanbevolen gereedschap voor het goed onderhouden van de fiets Momentsleutel met lb•in- of Nmaanduidingen Inbussleutels van 2, 4, 5, 6 en 8 mm Steeksleutels van 9, 10 en 15 mm 15 mm ringsleutel Dopsleutels van 14, 15 en 19 mm T25 torxsleutel Kruiskopschroevendraaier nr.
HOOFDSTUK 3: INSTELLING Dit hoofdstuk bevat instructies voor het afstellen van de onderdelen van een fiets. Wanneer er een reparatie is uitgevoerd, moet een fiets worden gecontroleerd overeenkomstig de uitleg in hoofdstuk 1. WAARSCHUWING Wanneer de fiets niet goed functioneert, kun je de controle over de fiets verliezen en ten val komen. Onderwerp de fiets voor gebruik altijd aan een grondige inspectie en gebruik de fiets niet totdat eventuele problemen zijn opgelost.
Een stuurpen uit één stuk uitlijnen Als je de hoogte van de stuurpen met verstelbare hoogte (zie afbeelding 12) wilt wijzigen, moet je eerst de hoek van de stuurpen verstellen om de expandeerbout van de stuurpen te kunnen bereiken. 1. Draai de expanderbout twee of drie slagen los. 2. Geef met een houten of kunststof hamer een tik op de expanderbout zodat deze ontgrendelt. 3.
Stuuruiteinden Stuuruiteinden (afbeelding 15) zijn speciaal ontworpen voor beklimmingen. Zorg ervoor dat de stuuruiteinden naar voren wijzen, met een hoek van minstens 15° ten opzichte van de grond. De hoek van de stuuruiteinden afstellen WAARSCHUWING A Afbeelding 15- Bar-ends A- Bar-end clamp bolt 1. Draai de bout(en) van de stuuruiteinden los zodat de uiteinden kunnen worden versteld op de stuurbuis. 2. Zet de stuuruiteinden in de gewenste stand. 3.
3. Verstel het zadel en draai de zadelbevestigingsbout weer vast, in overeenstemming met het type zadelpen: • Dubbele bout met 5 mm inbussleutel- 9,6-14,1 N•m. •Enkele bout met steeksleutel van 13 of 14 mm - 20,3-24,9 N•m. • Enkele bout met 6 mm inbussleutel17-28,3 N•m. • Dubbele bout met 4 mm inbussleutel- 5-6,8 N•m. De zadelhoogte verstellen op een tweewieler 1. Trek je schoenen uit en ga in een normale fietshouding op het zadel zitten, terwijl iemand anders de fiets in balans houdt. 2.
Balhoofdstel Controleren of het balhoofdstel vast zit 1. Beweeg de fiets naar voren en achteren en knijp de voorrem stevig in. 2. Til het voorwiel van de grond en draai de vork en het stuur naar links en rechts. Als je speling in de balhoofdlagers bespeurt of als de vork en het stuur niet soepel draaien, moet je de fiets niet gebruiken. Breng de fiets ter reparatie naar de dealer. Voor het afstellen van de balhoofdlagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig.
Kabels Controleer de kabels op knikken, roest, gebroken draden of rafelige uiteinden. Controleer ook in de behuizing op losse draden, gebogen uiteinden, breuken en slijtage. Als je een probleem vermoedt met een kabel, moet je de fiets niet gebruiken. Volg de instructies voor het vervangen van de kabel (pagina 34) of breng de fiets ter reparatie naar de dealer. Versnellingshendels De positie van de versnellingshendels op het stuur kan worden versteld.
De positie van het middelste tandwiel verstellen (bij drie kettingbladen) 1. Zet de ketting op het grootste tandwiel voor en het kleinste tandwiel achter. 2. Draai de stelbuis voor de kabelspanning (op de onderbuis of de hendel) linksom en verhoog de spanning van de kabel zodat de binnenkant van de derailleurkooi de ketting net raakt. 3. Probeer de verschillende tandwielcombinaties om te kijken of de ketting goed wordt uitgelijnd met de kettingbladen.
Het indexeringssysteem uitlijnen 1. Zet de ketting op het grootste tandwiel voor en het kleinste tandwiel achter, 2. Schakel één klik met de achterversnelling. 3. Controleer of de ketting soepel naar het volgende tandwiel loopt. • Als de ketting veel herrie maakt of niet verloopt, moet je het stelbusje steeds een stukje linksom draaien en het nog eens proberen totdat het schakelen soepel verloopt.
3. Als de indicatoren niet samenvallen, moet je de spanning van de versnellingskabel bijstellen door het stelbusje te verdraaien totdat dit wel het geval is. 4. Schakel naar de eerste versnelling en terug naar de tweede versnelling. Controleer de afstelling vervolgens nogmaals. Remhendels Met het remsysteem minder je vaart of breng je de fiets tot stilstand. Dit is een essentiële functie met betrekking tot je veiligheid.
De afstand tot de remhendel afstellen (kabeltype) Voor bepaalde remhendels kan de afstand van het stuur tot de remhendel worden aangepast. 1. Zoek de stelschroef voor het aanpassen van de afstand (Afbeelding 26) en draai deze. Draai de schroef rechtsom (met de klok mee) om de afstand te verkleinen. Draai de schroef linksom (tegen de klok in) om de afstand te vergroten. 2. Nadat je de afstand tot het stuur hebt afgesteld, kun je indien noodzakelijk de remblokjes uitlijnen.
Remmen Controleer de remblokjes maandelijks op slijtage. Als de groeven in het remoppervlak minder dan 2 mm diep zijn, of 1 mm bij direct-pull remmen, moeten de remblokjes worden vervangen. Vervang schijfremblokjes die dunner zijn dan 1.0 mm. De afstand tussen de remblokjes en de velg afstellen 1. Verdraai het stelbusje. Om de afstand tot de velg te vergroten, draai je het stelbusje van de kabel rechtsom (met de klok mee).
• De afstand tussen de remblokjes aan de rechterkant en de schijf afstellen 1. Draai aan de verstelling van de vaste blokjes (afbeelding 31). 2. Als de blokjes op deze manier A niet goed kunnen worden afgesteld, volg B je eerst de instructies in De afstand tussen de remblokjes aan de linkerC kant en de schijf Afbeelding 31- Schijfrem afstellen op en A- Bevestigingsbouten stel je daarna B- Afstelling vaste de blokjes aan blokjes C- Kabelklembout de rechterkant opnieuw in.
• Bij direct-pull remmen de buis loshalen van de linkerarm. Knijp de remblokjes met één hand stevig tegen de velg. Trek met de andere hand de buis van de koppelingsarm en licht de buis omhoog. Eenmaal ontkoppelt kun je de remblokjes loslaten en de rem gaat open. Om de rem weer in te schakelen voer je de instructies in omgekeerde volgorde uit. • Bij interne of trommelremmen eerst de versnellings- en remkabels losmaken om het achterwiel te verwijderen.
OP 3. Neem de hendel in de palm je hand en zet de hendel zoals aangegeven in afbeelding 34 in de stand DICHT (afbeeldingen 36-37). In de stand halfgesloten moet de hendel enige weerstand geven. Afbeelding 34- Juiste • Zet het snelkopweg van de hendel pelingsmechanisme niet vast door de hendel te verdraaien als een vleugelmoer (afbeelding 35); dit resulteert niet in voldoende Afbeelding 35- De hendel vastheid om het wiel op zijn plaats niet draaien te houden. 5.
• Als de snelkoppeling naar behoren • Til de fiets op en geef een ferme is aangedraaid en vastgeklemd klap boven op de band (Afbeelding met de hendel in gesloten stand, 39). Het wiel mag niet losschieten, is de klemkracht voldoende om loszitten of speling vertonen. embossing in de oppervlakken van de Als de wielbevestiging de test niet uitvaleinden te veroorzaken. doorstaat, herhaal je deze procedures, • Zie afbeelding 38. inclusief de test, of breng je de fiets ter reparatie naar de dealer.
De zijwieltjes afstellen Raadpleeg waar nodig de andere gedeelten van deze handleiding. Vouwfiets Sommige Trek-modellen zijn uitgerust met een groot scharnier in het midden op de fiets als volgt op te kunnen vouwen: 1. Zet de fiets op een vlakke, gelijkmatige ondergrond, met de banden goed opgepompt. 2. Draai de moeren van de achteras Het zadel laten zakken los. Volg de procedure uit het 1. Open de snelkoppeling van de gedeelte Wielen. zadelpen en laat het zadel zakken. 3.
HOOFDSTUK 4: SMEREN In dit gedeelte wordt uitgelegd welke onderdelen moeten worden gesmeerd, hoe vaak en op welke manier. Vraag bij je dealer om de aanbevolen smeermiddelen. Als je meer gedetailleerde informatie nodig hebt, kun je andere gedeelten van deze handleiding raadplegen of informeren bij de dealer. Voor het smeren van lagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig. Laat deze werkzaamheden alleen uitvoeren door de dealer.
Derailleurs Smeer elke maand alle draaipunten op de derailleurs voor en achter, inclusief de wieltjes van de achterderailleur, met kettingvet. Balhoofdstel Laat de lagers van het balhoofdstel één keer per jaar smeren door de dealer. Remmen en remhendels Smeer de draaipunten van de remhendels en bevestigingspunten voor de remarmen om de 3 maanden met een lichte olie. Wielen Laat de lagers van de wielen één keer per jaar smeren door de dealer. Smeer de snelkoppelingen van de wielen elk jaar.
MEER INFORMATIE. Voor meer informatie over je fiets, onderhoud, of over fietsen in het algemeen kun je verschillende bronnen binnen je gemeenschap raadplegen. Ten eerste kun je met vragen altijd bij je dealer terecht. Zij hebben uitgebreide ervaring met fietsen en het fietsen in jouw omgeving. Met deze achtergrond kunnen ze jouw specifieke vragen beantwoorden en je helpen aan routes waar je van je nieuwe fiets kunt genieten.
BEPERKTE GARANTIE Alle Trek-fietsen worden uitsluitend verkocht via ons netwerk van geautoriseerde dealers, die we een professionele assemblage van en service voor jouw fiets toevertrouwen. Trek Bicycle Corporation garandeert alle nieuwe frames, stijve voorvorken en oorspronkelijke onderdelen van Trek-fietsen tegen productie- en materiaalfouten: Levenslange garantie voor de oorspronkelijke eigenaar: • Het frame, behalve de voorvork en voor de Session-serie.
© 2006 Trek Bicycle Corporation All rights reserved. The Trek Logo is a registered trademark of Trek Bicycle Corporation.