Operation Manual

Gebruikershandleiding Woordenlijst-3
Woordenlijst
A
AC (wisselstroom): elektrische stroom die periodiek van richting
verandert.
adapter: een apparaat dat als interface fungeert tussen twee
ongelijksoortige apparaten. Bijvoorbeeld: de netadapter wijzigt de
stroom uit een stopcontact zodanig dat deze door de computer kan
worden gebruikt. Deze term wordt ook gebruikt voor de
uitbreidingskaarten die externe apparaten zoals monitors en
magneetbanden besturen.
afbeeldingen: informatie in de vorm van tekeningen, figuren of andere
beelden, zoals diagrammen of grafieken. Ook wel graphics
genoemd.
alfanumeriek: toetsenbordtekens met inbegrip van letters, cijfers en
andere symbolen, zoals leestekens of rekenkundige symbolen.
analoog signaal: een signaal waarvan de kenmerken, zoals amplitude en
frequentie, evenredig variƫren met (analoog zijn met) de te
verzenden waarde. In spraakcommunicatie worden analoge
signalen gebruikt.
ANSI: American National Standards Institute. Een organisatie die normen
voor een aantal technische sectoren definieert. Zo heeft ANSI de
ASCII-standaard en andere informatieverwerkingsvoorschriften
gedefinieerd.
antistatisch: eigenschap van materiaal dat wordt gebruikt ter voorkoming
van het ontstaan van statische elektriciteit.
apparaatstuurprogramma: een programma dat de communicatie tussen
een specifiek randapparaat en de computer regelt. Het bestand
CONFIG.SYS verwijst naar apparaatstuurprogramma's die door
MS-DOS worden geladen wanneer u de computer opstart.
Stuurprogramma's worden ook wel drivers genoemd.
ASCII: American Standard Code for Information Interchange. ASCII is een
reeks van 256 binaire codes die de meest gangbare letters, cijfers
en symbolen vertegenwoordigen.
async: Afkorting van asynchroon.
asynchroon: zonder vast tijdschema. In de context van
computercommunicatie heeft asynchroon betrekking op de methode
voor het verzenden van gegevens waarbij het niet nodig is om een
gelijkmatige stroom bits met vaste tussenpozen te verzenden.
AUTOEXEC.BAT: een batchbestand dat een reeks MS-DOS-opdrachten
en programma's uitvoert, telkens wanneer u de computer opstart.
B
back-up: een reservekopie van een bestand die apart wordt bewaard voor
het geval het originele bestand verloren gaat.