Operation Manual

Functietoetsen: F1 ... F12
De functietoetsen (niet te verwarren met de speciale toets FN) zijn twaalf
toetsen op de bovenste rij van het toetsenbord. Deze toetsen werken
anders dan de andere toetsen.
F1 tot en met F12 worden functietoetsen genoemd omdat ze
geprogrammeerde functies uitvoeren als ze worden ingedrukt. In
combinatie met de toets FN voeren toetsen die gemarkeerd zijn met een
pictogram speciale functies uit op de computer.
Softkeys: FN-toetscombinaties
De toets FN (functie) vormt in combinatie met andere toetsen 'softkeys'.
Softkeys zijn toetscombinaties die specifieke voorzieningen activeren,
uitschakelen of configureren.
Let erop dat bepaalde software de werking van de softkeys kan
uitschakelen of beïnvloeden, en dat de instellingen van de softkeys niet
worden hersteld als de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
Sneltoetsfuncties
Met de sneltoetsfuncties kunt u bepaalde functies van de computer in- of
uitschakelen. De sneltoetsfuncties kunnen worden uitgevoerd met behulp
van de sneltoetskaarten of door op de bijbehorende sneltoetsen te
drukken.
U kunt de functietoetsmodus configureren door 'Speciale functiemodus' of
'Standaard F1-F12-modus' te selecteren. Raadpleeg de paragraaf HW
Setup in hoofdstuk 4, Hulpprogramma's en geavanceerd gebruik.
Sneltoetskaarten
De sneltoetskaarten zijn gewoonlijk niet zichtbaar.
De sneltoetskaarten gebruiken:
1. U start TOSHIBA-sneltoetskaarten als volgt:
Houd de toets FN ingedrukt (in de standaard F1-F12-modus).
Druk op de bijbehorende sneltoets (in de speciale functiemodus).
2. Selecteer de gewenste optie.
De geselecteerde kaart wordt op volledige grootte weergegeven met
eronder de beschikbare opties. Alle andere kaarten worden weer
verborgen.
Een sneltoetskaart gebruiken met een sneltoets in de standaard F1-F12-
modus:
1. Druk op de FN-toets en houd de toets ingedrukt.
X870
Gebruikershandleiding 3-3