Operation Manual
2. INSTELLING VAN DE PRINTER DUTCH VERSION NO1-33089
2.8 Printtest
N2-58
2.8 Printtest
Voer een printtest uit na de instelling van de printvoorwaarden.
1. U voert een printtest uit d.m.v. de printer driver of een
uitvoercommando.
D.m.v. het “Properties” scherm van de printer driver kunt u de
communicatievoorwaarden, de mediagrootte en andere print-
voorwaarden instellen. Raadpleeg het scherm “Help for the Windows
Printer Drivers” voor meer inlichtingen.
Voorbeeld: Het tabblad “Stock” via het “Printer Driver’s Properties” scherm
Printmethode: Keuze tussen thermisch direct en therm. transfer.
Sensor: Sensorkeuze.
Uitvoermode: Keuze tussen normale-, snijmes- en afpel mode.
Post-print Action: Al dan niet gebruik van het mes.
Fijne instellingen: De aanvoerlengte, snij/afpelpositie, enz. kunnen
fijn afgesteld worden.
2. Bevestig het printresultaat.
• Wanneer de printstartpositie, de snij/afpelpositie of de
printintensiteit aangepast moeten worden: ⇒ Deel 2.9 Fijne
instelling printpositie en printintensiteit
• Wanneer er voorbedrukte labels gebruikt worden en de
printstartpositie wordt niet correct gedetecteerd: ⇒ Deel 2.10
Instelling printstartpositie
Printmethode
Senso
r
Uitvoermode
Actie na het
drukken (snijden)
Printsnelheid
tussenruimte
Fi
j
ne instellin
g
en