Form No. 3365-126 Rev A Multi-Pro® 1250 gazonspuitmachine Modelnr.: 41198—Serienr.: 310000001 en hoger g013107 Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. De Multi-Pro® gazonspuitmachine is een speciale gazonspuittoepassingsvoertuig en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen.
Inhoud Procedures voorafgaande aan onderhoud................ 43 De spuitmachine opkrikken ................................ 43 Smering.................................................................. 44 De spuitmachine smeren .................................... 44 Spuitboomscharnieren smeren ........................... 45 Lagers van de actuatorstang smeren .................... 45 Onderhoud motor.................................................. 47 Luchtinlaatrooster controleren ...........................
Veiligheid Chemische veiligheid WAARSCHUWING Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
• Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften. • Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening. voorzichtig en steek de koplampen aan. Overweeg ook extra verlichting te gebruiken. • Wees uiterst voorzichtig als u om mensen heen moet rijden.
zonder problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt. • Als de spuitmachine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig.
De machine beladen de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan. • Geef niet te snel gas en trap niet abrupt op het rempedaal als u achteruit een helling afrijdt, zeker niet als u een lading vervoert. Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt en de wijze waarop u de spuitmachine moet gebruiken.
• Stel de rijsnelheidsregelaar niet af. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u de rijsnelheid laten controleren door een erkende Toro-dealer. De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 1032. Gehele lichaam Trilling • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk vloeistof ontsnapt. U kunt lekken opsporen met behulp van karton of papier.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 104-7628 1. Lees de Gebruikershandleiding. 100-8386 1. Brandstof 2. Leeg 3. Half-vol 4. Vol 117–2718 100-8458 1. Snelheid van de machine 2. Om de machine in te stellen op een lage snelheid, moet u gas minderen en de snelheidsbegrenzer omhoog trekken. 3.
0-8470 5. Motortoerentalbegrenzer van neutraalstand 6. Inschakelen 7. Aan 8. Uit 1. Motor – Afzetten 2. Motor - Lopen 3. Motor – Starten 4. Koplampen 100-8454 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de transmissie. 2. Om de motor te starten, moet u plaats nemen op de bestuurdersstoel, de rem intrappen, de schakelhendel in de neutraalstand zetten en het contactsleuteltje op Motor starten draaien.
106-5016 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Gevaar voor elektrische schok, bovengrondse elektrische leidingen – Blijf uit de buurt van bovengrondse elektrische leidingen. 3. Ledematen kunnen bekneld raken, spuitboom – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 93-0688 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden en inademing van gas – Bedek de huid en draag een veiligheidsbril, handschoenen en adembescherming.
110-5143 106-5051 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen – Verminder uw snelheid op oneffen terrein en als u een bocht maakt. 3. Kans op vallen en letsel aan armen en benen – Vervoer geen passagiers en houd uw armen en benen te allen tijde binnen de machine. 4. Om de motor af te zetten, moet u het rempedaal intrappen, de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de parkeerrem in werking zetten, het rempedaal laten opkomen en contactsleuteltje op Motor afzetten draaien.
108-3252 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Draai de wielmoeren vast met een torsie van 75–88 Nm. 108-3699 1. 30 A zekering, actuator van linker spuitboom 2. 30 A zekering, actuator van rechter spuitboom 3. 15 A zekering, schuimmarkeerder 4. Leeg 5. 30 A zeker, voeding 6. 10 A zekering, koplampen 7. 5 A zekering, cruise control 8. 20 A zekering, spuitsysteem 9. Zekeringhouder 10. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
104-8939 1. Motoroliepeil (peilstok) 5. Hydraulische zeef 2. Motoroliefilter 3. Peil transaxleolie/hydraulische vloeistof (peilstok) 4. Filter voor transaxle-olie/hydraulische vloeistof 6. Oliepeil in versnellingsbak 7. Remvloeistof 8. Riemen, besturing en aandrijving 9. Brandstof, uitsluitend loodvrij 10. Brandstoffilter 11. Accu 12. Luchtfilter 14 13. Smeervet 14. Bandenspanning 15. Lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 16.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
3. Monteer de slangadapter in de snelkoppeling (Figuur 3). 1 4. Zet de slangadapter vast door de hendels naar de adapter te draaien en de hendels vervolgens te borgen met de R-pennen (Figuur 3). Montage van de anti-overloopaansluiting 5. Installeer de anti-overloopslang via de grote opening van de beugel en op het geribde uiteinde van de 90 graden elleboogfitting (Figuur 3).
2. Monteer de beugel van de monitor op het dashboard (Figuur 5) met 2 flenskopbouten (1/4 x 3/4 inch) en 2 flensmoeren (1/4 inch). 6. Monteer de Spray Pro-monitor op de flenskopbouten (Figuur 5) en draai de knoppen aan om de monitor vast te zetten. 7. Sluit de Spray Pro-stekkers aan op de stekkers onder het dashboard (Figuur 7). Figuur 5 1. Spray Pro-monitor 2. Beugel 3. Flenskopbouten, 1/4 x 3/4 inch 4. Knop Figuur 7 1. Stekkers van de spuitmachine 3.
2. Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand. 2. Verplaats de spuitbomen zodanig dat ze op bodemniveau liggen. 3. Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 8). 3. Verwijder de sleutel en verlaat de bestuurderspositie. 4. Stel bij het scharnier de stand van de bumpers in zodat de spuitboom niet verder kan dan bodemniveau. Zorg dat de bumper op hetzelfde niveau is. A.
Algemeen overzicht van de machine g013108 Figuur 9 1. Linker spuitboom 2. Rechter spuitboom 3. Transportkabel voor spuitboom 4. Koplamp 5. Schoonwatertank 6. Brandstoftank 7. Chemicaliëntank 8. Anti-overloopaansluiting 9. Deksel van tank 10. Bestuurderspositie g013109 Figuur 10 1. Pedalen 2. Spoeltank 4. Pomp 5. Accu 7. Mengregelklep 8. Rechter spuitboom 3. Chemicaliëntank 6. Demper van pompdruk 9. Middelste spuitboom 19 10. Linker spuitboom 11. Regelcilinder van spuitboom 12.
Bedieningsorganen Figuur 11 1. Stuurwiel 2. Spray Pro-monitor 3. Snelheidsbegrenzer 7. Parkeerrem 8. Hoofdschakelaar van de spuitbomen (voetbediend) 9. Schakelhendel 4. Choke 5. Bedieningsorganen van spuitsysteem 6. Vergrendelschakelaar voor gebruiksdosis 10. Voltmeter 11. Urenteller 12. Bedieningsorganen van machine Gaspedaal Rempedaal Het gaspedaal (Figuur 12) biedt de bestuurder de mogelijkheid de rijsnelheid van de spuitmachine te regelen. Als u het pedaal intrapt, verhoogt u de rijsnelheid.
motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk is, zet u de chokeknop op UIT. Als de motor warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt. Schakelhendel De schakelhendel bevindt zich rechts van de bestuurdersstoel en heeft 5 standen: 3 vooruit, neutraalstand en achteruit (Figuur 15). De motor start pas als u de schakelhendel in de neutraalstand hebt gezet. Daarnaast moet u de rem volledig intrappen en de spuitmachine tot stilstand hebben gebracht om te schakelen. Figuur 13 1.
Urenteller De urenteller (Figuur 15) geeft het totale aantal uren aan dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als het sleuteltje op Lopen is gedraaid. Voltmeter De voltmeter (Figuur 15) geeft de laadtoestand van de accu aan. Als de accu volledig is opgeladen, staat de naald van de voltmeter in het midden van de schaalverdeling als het sleuteltje op Lopen staat terwijl de motor is afgezet. Als de motor loopt, moet de naald van de voltmeter zich aan de rechterkant bevinden. Figuur 16 1.
bestuurderstoel (Figuur 17). Draai de sleutel linksom in de vergrendelde stand om de schakelaar voor de gebruiksdosis te blokkeren; hiermee voorkomt u dat iemand per ongeluk de gebruiksdosis verandert. Draai de sleutel rechtsom in de onvergrendelde stand om de schakelaar voor de gebruiksdosis te activeren. Belangrijk: Probeer nooit de schakelhendel te bewegen als de vergrendelschakelaar voor de gebruiksdosis is aangezet. Hierdoor kunnen onderdelen van de vergrendelschakelaar worden beschadigd.
1 2 3 G0131 13 Figuur 18 1. Regelklep voor gebruiksdosis 2. Vloeistofstroommeter 3. Kleppen van spuitbomen Figuur 19 1. Mengregelklep 2. Drukmeter Vloeistofstroommeter Opmerking: Om te mengen, moet u de pomp inschakelen en de motor stationair laten lopen.
Spray Pro™-monitor en te controleren. De monitor controleert niet de gebruiksdosis. De Spray Pro-monitor biedt de mogelijkheid allerlei gegevens over de prestaties van het systeem, zoals snelheid van de machine en gebruiksdoses, te bekijken De monitor heeft een LCD-scherm dat de geselecteerde gegevens toont, een keuzeschijf en 4 knoppen om de monitor te kalibreren (Figuur 20). Figuur 20 1. LCD-scherm 2. Keuzeschijf 3. Totale oppervlak 6. Gebruiksdosis 7. Sub-oppervlak 8. Afstand 4. Snelheid 9.
Specificaties Toont de afstand die u hebt afgelegd in voeten (US en TURF) of in meters (SI) sinds u voor de laatste keer de kalibratieknop Terugstellen voor deze instelling hebt ingedrukt. Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Bandenspanning controleren Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. Breng de banden op een spanning van 124 kPa. Controleer de banden ook op slijtage of schade. Veiligheid staat voorop Brandstof bijvullen Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening.
GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
u die dag met de spuitmachine gaat werken. De bedrijfsleiding kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag daarom wat uw taken zijn. Rijden met de spuitmachine Motor starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, steek het sleuteltje in de contactschakelaar en draai dit naar rechts op Lopen. 2. Trap het rempedaal in en zet de schakelhendel in de neutraalstand. 3. Zorg ervoor dat de pompschakelaar op Uit staat. 4. Als de motor koud is, trekt u de chokeknop omhoog. Figuur 23 1.
• Tijdens de eerste uren van de inrijperiode voor een nieuwe machine moet u krachtig remmen vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden). VOORZICHTIG Chemische stoffen zijn gevaarlijk en kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. • Lees de aanwijzingen op het fabrieksetiket voordat u gaat werken met chemische stoffen, en neem alle aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant in acht.
2 1 Om de tapkraan van de watertank te openen, moet u de hendel op de kraan draaien. G001897 Figuur 25 1. Tankdeksel 2. Anti-overloopaansluiting Figuur 24 1. Schoonwatertank 2. Dop van vulbuis 3. Tapkraan 5. Giet ongeveer 3/4 van de benodigde hoeveelheid water in de spuittank via de anti-overloopaansluiting. Belangrijk: U moet de tank altijd vullen met schoon water. Giet nooit concentraat in een lege tank. Spuittank vullen 6. Zet de pompschakelaar op Aan.
parkeerrem in werking stellen, het gaspedaal volledig intrappen, de pomp aanzetten en de motortoerentalbegrenzer van de neutraalstand inschakelen. verlaten. Het verdient aanbeveling de spuitbomen in de gewenste stand te zetten als de machine stilstaat. De spuitbomen in een andere stand zetten: 1. Stop de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Laat de spuitbomen neer met behulp van de schakelaars van de spuitboomlift. Wacht totdat de spuitbomen volledig zijn uitgeklapt in de spuitstand. 3.
moet u schakelhendel in de neutraalstand zetten en met de motortoerentalregelaar van de neutraalstand de motor op toeren houden, zodat het mengen blijft doorgaan. 1. Breng de spuitmachine tot stilstand, stel de parkeerrem in werking, zet de schakelhendel in de neutraalstand en zet de motor af. De tank loopt leek aan de linkerkant van de machine. • U verkrijgt betere resultaten als de spuitmachine in beweging is wanneer u de spuitbomen inschakelt. 2.
8. Schakel de pomp in en zet de druk op een hoge instelling met behulp van de schakelaar voor de gebruiksdosis. 9. Zet de hoofdschakelaar en de schakelaars van de spuitbomen op Aan om te beginnen met spuiten. 10. Laat al het water in de tank via de spuitdoppen naar buiten spuiten. 11. Controleer of alle spuitdoppen naar behoren werken. 1 12. Zet de hoofdschakelaar en de pompschakelaar op Uit en zet de motor af. 2 13.
Kalibratie van de Spray Pro-monitor Figuur 29 1. 2. 3. 4. LCD-scherm Keuzeschijf Totale oppervlak Snelheid 5. Maateenheden 6. 7. 8. 9. Gebruiksdosis Sub-oppervlak Afstand Sub-hoeveelheid 10. Totale hoeveelheid 11. 12. 13. 14. Terugstellen, kalibratieknop Kalibreren, kalibratieknop Verminderen, kalibratieknop Verhogen, kalibratieknop 15.
8. Herhaal indien nodig stappen 4 tot en met 7 voor de andere spuitbomen. 9. Druk op de kalibratieknop totdat het rode lampje uitgaat. U kunt de kalibratiemodus ook verlaten door te gaan rijden met de spuitmachine. 6. Druk net zolang op de Kalibratieknop terugstellen totdat '0' op het scherm verschijnt. 7. Zet de hoofdschakelaar op Aan en stel de spuitbomen in werking totdat al het water uit de tank is, en schakel ze daarna uit met de hoofdschakelaar. 8.
onnauwkeurige waarden als u met de spuitmachine op een gazon rijdt. 5. Meet een afstand van ongeveer 150 meter af en markeer het begin- en het eindpunt. 6. Plaats de spuitmachine op het beginpunt. 7. Zet de pompschakelaar en de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT. Op de monitor moet de melding 'HOLD' verschijnen. 8. Draai de keuzeschijf op Afstand. 9. Druk net zolang op de Kalibratieknop terugstellen totdat '0' op het scherm verschijnt. 10.
de demper is 1/3 van de spuitdruk. Als de spuitdruk hoger dan 310 kPa (3,1 bar) is, moet u de demper dienovereenkomstig instellen. G012935 1 Figuur 30 1. Omloopkleppen van spuitbomen 13. Schakel de spuitboom in en uit om te controleren of de druk ongewijzigd blijft. G010597 14. Herhaal stappen 11 tot en met 13 voor de andere spuitbomen. Figuur 32 15. Laat de machine rijden met de gewenste snelheid terwijl u spuit, en schakel de spuitbomen een voor een uit.
WAARSCHUWING Als u het voertuig bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de macht over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken. Sleep de machine nooit sneller dan 8 km per uur. De machine moet worden gesleept door twee personen. Als de machine over een grote afstand moet worden getransporteerd, dient dit te gebeuren op een truck of een oplegger; zie Transport van de spuitmachine. 1. Bevestig een sleepkabel aan het chassis. 2. Zet de schakelhendel in de neutraalstand en zet de parkeerrem vrij. 3.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • Wielmoeren aandraaien. Drijfriem controleren. Riemspanning van stuurpomp controleren. Hydraulisch filter vervangen. Controleer de druk van de pompdemper. Roterend motorscherm controleren.
Onderhoudsinterval Om de 800 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • De nylon draaibussen controleren. • Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen en zeef schoonmaken. • Hydraulisch filter vervangen. Belangrijk: Zie de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Werking van rem en parkeerrem controleren.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Het kriksteunpunt aan de achterkant van de machine bevindt zich op het steunpunt van het achterframe tussen de hoeknaden (Figuur 36). De spuitmachine opkrikken Als u de motor laat lopen om routineonderhoudswerkzaamheden uit te voeren en/of de motor te testen, moeten de achterwielen van de machine zich 25 mm boven de grond bevinden, waarbij de achteras moet steunen op de steunpunten van de krik. Figuur 36 1.
Smering De spuitmachine smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Smeer de pomp. Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Vet in alle smeernippels spuiten. Type vet: nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. 1. Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus. Figuur 38 Bij de wielen, drie aan elke kant 2. Pomp vet in het lager of de lagerbus. 1. Smeerpunt 3. Veeg overtollig vet weg.
Spuitboomscharnieren smeren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Belangrijk: Als het spuitboomscharnier is afgespoeld met water, moet al het water en vuil van het scharnier worden verwijderd en moet nieuw vet op het scharnier worden gesmeerd. Type vet: nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. 1. Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus. 2. Pomp vet in het lager of de lagerbus bij elke smeernippel Figuur 44.
1 spuitboom vast en steek de pen door het draaipunt van de spuitboom en de actuatorstang (Figuur 45). 4 2 7. Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de pen vast met de borgpen die u eerder hebt verwijderd. 5 8. Herhaal deze procedure bij alle andere lagers van de actuatorstang. 3 G002016 Figuur 45 1. Actuator 2. Actuatorstang 3. Behuizing van draaipen van spuitboom 4. Borgpen 5. Pen 3. Licht de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 45).
Onderhoud motor Luchtinlaatrooster controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Roterend motorscherm controleren. Om de 100 bedrijfsuren—Roterend motorscherm reinigen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). Indien nodig dient u het luchtinlaatrooster op de voorkant van de motor vóór elk gebruik of dagelijks te controleren en te reinigen. Figuur 47 1. 2. 3. 4.
Opmerking: De rubberen afdichting moet vlak tegen de bodem van het luchtfilter en het deksel aan liggen. 4. Monteer het luchtfilterdeksel en de knop (Figuur 47). 5. Klap de stoel terug en vergrendel deze. Motoroliepeil controleren Figuur 48 1. Schuimelement De carterinhoud is 2,0 liter met filter. 2. Olie Gebruik hoogwaardige motorolie die moet beantwoorden aan de volgende specificaties: • Vereiste onderhoudsclassificatie van API: SJ, JK, SL of hoger.
Motoroliefilter vervangen controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen. 4. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren 1. Tap de motorolie af; zie Motorolie verversen. 2. Verwijder het oliefilter (Figuur 52). Motorolie verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren—De motorolie verversen.
4. Maak de omgeving van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. 2. Draai de bougies vast met een torsie van 24 tot 30 Nm. 3. Druk de bougiekabels op de bougies (Figuur 53). 5. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen. 4. Klap de stoel terug en vergrendel deze. Figuur 53 1. Bougiekabel 2. Bougie Bougies controleren 1. Bekijk de binnenkant van de bougies (Figuur 54). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren.
Onderhoud brandstofsysteem Als het brandstofsysteem vervuild raakt of als u de machine voor langere tijd wilt stallen, moet u de brandstoftank aftappen en reinigen. Gebruik verse, schone brandstof om de tank uit te spoelen. Brandstoffilter vervangen 1. Breng de brandstof met een sifonpomp over vanuit de tank naar een goedgekeurd vat of blik of verwijder de tank van de machine en giet de brandstof vanuit de tank over in het vat of blik.
Onderhoud elektrisch systeem maken. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. Zekeringen Spanning: 12 V, 280 A (koude start) bij -18° C Er zijn 2 zekeringen en 1 lege sleuf in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bestuurdersstoel (Figuur 56). Accu verwijderen 1.
1. Draai de knoppen aan beide zijden van de accubak los en verwijder het accudeksel (Figuur 57). WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. 2. Verwijder de vuldoppen. Als het zuurpeil beneden de VOL-streep staat, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid gedistilleerd water; zie Accu bijvullen met water.
Onderhoud aandrijfsysteem WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. De wielen/banden controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—De bandenspanning controleren. Na de eerste 8 bedrijfsuren—Wielmoeren aandraaien. Om de 100 bedrijfsuren—Wielmoeren aandraaien. Om de 100 bedrijfsuren—Conditie en afslijting van de banden controleren. 4.
uitlijnmaat om de afstand aan de voorkant van de voorwielen ter hoogte van de as te meten (Figuur 58). Onderhouden remmen De voorkant van de wielen moet 0 tot 6 mm dichterbij staan dan de achterkant van de voorwielen. Remvloeistofpeil controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start. Figuur 58 1. Hart-op-hart-afstand – achterkant wielen 2. Hart-op-hart-afstand – voorkant wielen 3.
Onderhoud riemen verwijderen en het reservoir vullen tot het correcte niveau. Niet te vol vullen. Onderhoud van de drijfriem De remmen controleren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Drijfriem controleren De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de spuitmachine. De remmen worden als volgt gecontroleerd: Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1.
Onderhoud hydraulisch systeem contactsleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Draai de bevestigingsbouten van de stuurpomp los (Figuur 64). Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek (Figuur 65).
10. Monteer de aftapplug en draai deze vast. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Plaats een opvangbak onder de aftapplug van het reservoir. 3. Verwijder de aftapplug uit de zijkant van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in de opvangbak lopen (Figuur 66). 11. Vul het reservoir met ongeveer 7 liter Dexron IIl ATF.
Onderhoud van het spuitsysteem 6. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. 7. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat; draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag. WAARSCHUWING 8. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt.
Tandwielkastolie van pompaandrijving verversen en indien nodig vervangen (neem contact op met een erkende Toro servicedealer) Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Blaas van drukdemper controleren en indien nodig vervangen. (neem contact op met een erkende Toro servicedealer) Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Afsluitkleppen van pomp controleren en indien nodig vervangen.
Actuator van spuitboom afstellen VOORZICHTIG Als de ontlastklep wordt ingesteld met behulp van een elektrische voedingsbron, kan de actuator onregelmatig gaan werken en u en anderen letsel toebrengen. Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren—Hydraulische vloeistof van actuator van spuitboom op luchtbelletjes controleren. Gebruik de ontlastklep nooit als de actuator is aangesloten op een elektrische voedingsbron. 1.
2. Draai de ontlastklep met een zeskantsleutel niet meer dan 2–3 slagen los. De cilinder moet nu met de hand of door een externe druk gaan bewegen. 3. Als de actuator weer in zijn oorspronkelijke stand is, draai u de ontlastklep dicht. Draai de moer vast met een torsie van 1,5–2,9 Nm. 6. Smeer een beetje olie op de draaibussen en monteer deze weer in de draaibeugel. 7. Plaats de spuitboom en de draaibeugel in het middelste frame en zorg ervoor dat de openingen zich tegenover elkaar bevinden (Figuur 72). 8.
Reiniging Zuigkorf reinigen Vloeistofstroommeter reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks (vaker bij gebruik van bevochtigbaar poeder) 1. Verwijder de borgveer van de rode aansluitstuk dat is bevestigd aan de grote slang op de tank. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) (vaker bij gebruik van bevochtigbaar poeder) 1. Het volledige spuitsysteem grondig uitspoelen en aftappen. 2.
Stalling Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. (8 ml per liter). Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse benzine wordt vermengd en altijd wordt gebruikt. 2.
worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4° C om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen. 17. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen. 18. Controleer de conditie van alle spuitslangen en vervang deze als ze beschadigd of versleten zijn. 19. Draai alle slangaansluitingen vast. 20. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer. 21.
Problemen, oorzaak en remedie Problemen met de motor en de machine verhelpen Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor draait, maar start niet. Mogelijke oorzaak 1. De schakelhendel staat in de versnelling en niet in de neutraalstand. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 3. Doorgebrande of losse zekering. 4. Accu is leeg. 5. Het veiligheidssysteem is defect. 6.
Probleem Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaak 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 1. Brandstoftankdop vervangen. 2. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. 3. Bougie vervangen. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. 5. Neem contact op met een erkende servicedealer. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. 7.
Problemen met het spuitsysteem verhelpen Probleem Een spuitboom werkt niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De elektrische aansluiting op de klep van de spuitboom is vuil of los. 1. De klep met de hand uitschakelen. De elektrische connector op de klep losmaken en alle kabels reinigen; daarna de elektrische connector weer aansluiten. 2. Zekering is doorgebrand. 2. De zekeringen controleren en indien nodig vervangen. 3. Slang repareren of vervangen. 4. Omloopklep van spuitboom afstellen. 3.
Problemen met de Spray Pro-monitor Probleem De monitor werkt niet. De snelheid staat steeds op 0 of is onregelmatig. Oppervlak is onnauwkeurig. Afstand is onnauwkeurig. De monitor toont niet Gebruiksdosis of Totale Hoeveelheid. Totale Hoeveelheid is onnauwkeurig. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De kabel van de monitor zit los of is niet aangesloten. 1. De kabel van de monitor aansluiten. 2. De monitor of de kabel is beschadigd. 2. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1.
Schema's Elektrisch schema, machine (Rev.
Elektrisch schema, spuitsysteem (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
AGITATION CONTROL VALVE TIO SUC N SUCTION DAMPENER N TIO SUC 1203 DIAPHRAGM PUMP ION TAT I AG Stroomschema (Rev.
Opmerkingen: 74
Opmerkingen: 75
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij is van materiaalgebreken of fabricagefouten, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.