Operation Manual

18
De wielen smeren
Om de 25 bedrijfsuren of aan het einde van het seizoen
moeten de voor- en achterwielen worden gesmeerd.
1. Smeer twee à drie druppels dunvloeibare olie op de
binnenkant van de voorwielen en op de buitenkant van
alle wielbouten.
2. Draai de wielen rond om de olie in de lagerbussen te
verdelen.
3. Neem overtollige olie op.
4. Zet de maaihoogtehendels van de achterwielen in
stand C.
5. Veeg de smeernippels af met een schone doek (Fig. 21).
1
276
Figuur 21
1. Smeernippel
6. Zet een vetspuit op elke smeernippel en pomp er
voorzichtig twee à drie slagen Nr. 2 smeervet op
lithiumbasis voor algemene doeleinden in.
Belangrijk Inpompen van vet met te hoge druk kan
schade aan de afdichtingen veroorzaken.
Motorolie verversen
Ververs de olie na de eerste vijf bedrijfsuren en daarna om
de 50 bedrijfsuren of elk seizoen. Laat de motor voor het
verversen even draaien zodat de olie wordt opgewarmd.
Warme olie is vloeibaarder en voert vervuilingen beter mee.
Opmerking: Bij gebruik onder zware belasting of bij hoge
temperaturen moet u de olie om de 25 bedrijfsuren
verversen.
1. Verwijder de graszak.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 6).
3. Als de graszak op de maaimachine zit, moet u het
deurtje van de maaikast sluiten en de graszak
verwijderen.
4. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3
en 4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 20.
5. Haal de peilstok uit de olievulbuis en zet een opvangbak
links naast de maaimachine.
6. Kantel de maaimachine op de linkerkant, zodat de olie
in de opvangbak loopt (Fig. 22).
m-1782
1
Figuur 22
1. Olievulbuis
7. Zet de maaimachine weer rechtop.
8. Vul het carter met nieuwe olie, totdat het peil de Vol-
markering op de peilstok bereikt. Zie Carter vullen met
olie, blz. 8.
9. Plaats de peilstok.
10. Neem eventueel gemorste olie op.
11. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
12. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.