Operator's Manual

De stand van de maaieenheid heeft betrekking op de
positie van de snijrand van de snijplaat achter de
middellijn van de messenkooi (onderste dode punt)
(Fig. 9). Deze kan worden gewijzigd door de positie
van de voorste en achterste rollers bij een bepaalde
maaihoogte te veranderen.
Figuur 9
Hoe verder de snijrand achter de middellijn van de
messenkooi is, des te agressiever zal de maaieenheid
maaien. Daartegenover staat dat de maaieenheid
minder agressief zal maaien als de snijrand naar voren
wordt gezet.
Eerdere procedures gebruikten een nominale positie
van de maaieenheid die in de meest gazoncondities
goede resultaten opleverde. Onderstaande tabel toont
de relatie tussen de positie van de maaieenheid en de
gazoncondities ten behoeve van een beter uiterlijk na
het maaien. Het is belangrijk dat alle maaieenheden
op een machine dezelfde positie hebben.
Positie van de maaieenheid
controleren/instellen
Met het oog op een consistente instelling van de positie
van de maaieenheid adviseren wij u ten zeerste gebruik
te maken van een meetlat met twee schroeven, Toro-
onderdeelnr. 98-1852 (Fig. 10). De eerste schroef is
bestemd om de maaihoogte in te stellen en de tweede
schroef om de positie van de maaieenheid in te stellen.
De instelling van de tweede schroef is een
gemakkelijke methode om alle maaieenheden op een
machine dezelfde positie te geven.
8
Een meetlat (Onderdeelnr 98-1852) is
verkrijgbaar bij uw plaatselijke Toro-dealer.
2. Draai de moer waarmee beide beugels van de
achterste roller zijn bevestigd aan de
hoekbeugels, een stukje los.
3. Verwijder de borgpennen waarmee de achterste
maaihoogtepennen zijn bevestigd en plaats ze in
de gewenste instelling, zoals wordt aangegeven
op de maaihoogteplaat.
4. Plaats de lat op de voorste en achterste rollers en
stel de schroeven van de steun van de achterste
roller af totdat de onderkant van de schroefkop
contact maakt met de snijrand van de snijplaat.
Dit moet u doen aan beide uiteinden van de
messenkooi.
5. Draai de bevestigingsmoeren van de
rollerbeugels vast.
6. Herhaal deze procedure bij de andere
maaieenheden.
Onderste dode
punt
Positie
X
X
X
Minder
agressief
Lagere maaihoogte
Hogere maaihoogte X
Dun bladerdek
Dik bladerdek X
Gras in het warme jaargetijde
Gras in het koude jaargetijde X
Agres-
siever
Gazonconditie
Positie
van maaieenheid
Positie van de maaieenheid