Operation Manual
14
Wanneer de navigatie app wordt gestart nadat deze werd afgesloten en je had een route gepland,
dan krijg je de kaartweergave met je geplande route te zien.
1. Weergaveknop. Tik op de weergaveknop om te schakelen tussen de kaartweergave en de
reisbegeleidingsweergave.
2. Zoomknoppen. Selecteer de zoomknoppen als je wilt in- of uitzoomen.
Tip: je kunt ook een knijpbeweging maken om in en uit te zoomen.
3. Instructiekader. In dit kader wordt de volgende informatie getoond:
De richting van de volgende afslag.
De afstand tot de volgende afslag.
De naam van de volgende weg op je route.
Rijstrookadvies op sommige knooppunten.
4. Routesymbolen. Op je route worden symbolen gebruikt om je beginlocatie en je bestemming te
tonen.
5. Hoofdmenuknop. Selecteer deze knop om het hoofdmenu te tonen.
6. Snelheidskader. In dit kader wordt de volgende informatie getoond:
De maximumsnelheid op jouw locatie.
Je huidige snelheid. Als je meer dan 5 km/u harder rijdt dan de maximumsnelheid, wordt
het snelheidskader rood. Als je minder dan 5 km/u harder rijdt dan de maximumsnelheid,
wordt het snelheidskader oranje.
De naam van de straat waar je rijdt.
7. Huidige locatie. Dit symbool geeft je huidige locatie aan.
Let op: als je GO Mobile app je locatie niet kan vinden, wordt het symbool grijs weergegeven.