Operation Manual

Stembesturing en -bediening5.
15
Stembesturing en -bediening
Je kunt je TomTom GO niet alleen besturen door het scherm aan te raken,
maar nu ook door instructies voor je GO in te spreken.
Als je bijvoorbeeld het volume van je GO wilt verhogen, kun je 'Verhoog
volume' zeggen.
Belangrijk: als je de stembesturing wilt gebruiken, moet je een computerstem
op je TomTom GO hebben geïnstalleerd. Je kunt computerstemmen installe-
ren met TomTom HOME.
Je kunt de lijst met beschikbare opdrachten weergeven door in het voorkeu-
renmenu eerst Stembesturing aan te raken en vervolgens Wat kan ik zeggen?
Stembesturing en -bediening gebruiken
Opmerking: voor het gebruik van de stembesturing en -bediening moet je een
computerstem selecteren. Raak in het voorkeurenmenu de optie Stemmen
aan en raak vervolgens Wijzig stem aan om een computerstem te selecteren.
Selecteer een computerstem.
In dit voorbeeld gebruik je stembesturing en -bediening om een rit naar je
thuisadres te plannen.
1. Raak de microfoonknop aan in de rijweergave.
Opmerking: om deze knop aan de rijweergave toe te voegen of hier-
uit te verwijderen, raak je eerst Stembesturing aan in het voorkeurenmenu en
vervolgens Schakel stembesturing in of Schakel stembesturing uit.
De microfoonmonitor wordt in kleur weergegeven, tenzij stembesturing en
-bediening bezig is met een andere taak.
2. Zeg 'Navigeer naar thuis' wanneer je een piep hoort.
Wanneer je spreekt, geeft de microfoonmonitor aan of je te hard of te zacht
praat:
Een groene balk betekent dat je hard genoeg praat om opdrachten
door te geven aan je navigatiesysteem.
Een rode balk betekent dat je te hard praat.
Een grijze balk betekent dat je te zacht praat.