Operation Manual
23
Als je navigatiesysteem weer wordt gestart nadat het werd uitgeschakeld, en je een route hebt
gepland, wordt de kaartweergave getoond, inclusief je huidige locatie.
1. De knop voor het wisselen van de weergave. Selecteer de knop voor het wisselen van de
weergave als je wilt schakelen tussen de kaartweergave en de reisbegeleidingsweergave.
2. Zoomknoppen. Selecteer de zoomknoppen als je wilt in- of uitzoomen.
Tip: op sommige systemen kun je ook een knijpbeweging maken om in en uit te zoomen.
3. Instructiekader. In dit kader wordt de volgende informatie getoond:
De richting van de volgende afslag.
De afstand tot de volgende afslag.
De naam van de volgende weg op je route.
Rijstrookadvies op sommige knooppunten.
4. Routesymbolen. Op je route worden symbolen gebruikt om je beginlocatie, je tussenstops en
je bestemming te tonen.
5. Hoofdmenuknop. Selecteer deze knop om het hoofdmenu te tonen.
6. Snelheidskader. In dit kader wordt de volgende informatie getoond:
De maximumsnelheid op jouw locatie.
Je huidige snelheid. Als je meer dan 5 km/u harder rijdt dan de maximumsnelheid, wordt
het snelheidskader rood. Als je minder dan 5 km/u harder rijdt dan de maximumsnelheid,
wordt het snelheidskader oranje.
De naam van de straat waar je rijdt.