Operation Manual
Manipulatie van symbolen  310
- Gebruik 2° zoals beschreven in Geheugen- en variabelenbeheer om 
variabelen en/of Flash-toepassingen te bekijken en te verwijderen.
• In het basisscherm:
- Wis het geschiedenisgebied (,
8) of verwijder onnodige paren in dit gebied.
- U kunt ook het aantal paren, dat wordt onthouden, verminderen door ,
9 te 
gebruiken.
• Gebruik 3 om Exact/Approx = APPROXIMATE in te stellen. (Deze instelling 
gebruikt minder geheugen voor resultaten met een groot aantal cijfers dan AUTO of 
EXACT. Voor resultaten met een klein aantal cijfers, gebruikt deze instelling echter 
meer geheugen.)
Probleemstellingen vereenvoudigen
Probleemstellingen vereenvoudigenProbleemstellingen vereenvoudigen
Probleemstellingen vereenvoudigen
• Splits het probleem op in delen.
-Splits 
solve(aùb=0,var ) in solve(a=0,var) en solve(b=0,var). Los ieder deel 
afzonderlijk op en combineer de resultaten.
• Als een aantal niet-gedefinieerde variabelen alleen in een bepaalde combinatie 
voorkomt, vervangt u deze combinatie door één variabele.
- Als m en c alleen voorkomen als 
mùc
2
, vervangt u mùc
2
 door e.
- Vervang in de uitdrukking  , (a+b) door c en gebruik  . 
Vervang in de uitkomst c door (a+b).
• Voor uitdrukkingen die onder een gemeenschappelijke noemer zijn gebracht, 
vervangt u sommen in de noemers door unieke, nieuwe, niet-gedefinieerde 
variabelen.
ab+()
2
ab+()
2
+
1 ab+()
2
–
--------------------------------------------------
c
2
c
2
+
1 c
2
–
---------------------










