Operation Manual
TI-Nspire™ Referentiehandleiding 91
rowAdd()
Catalogus
>
rowAdd(Matrix1, rIndex1, rIndex2) matrix
Geeft een kopie van Matrix1 met rij rIndex2 vervangen door de som
van rijen rIndex1 en rIndex2.
rowDim()
Catalogus
>
rowDim(Matrix) uitdrukking
Geeft het aantal rijen in Matrix.
Opmerking: zie ook colDim(), pag. 17.
rowNorm()
Catalogus
>
rowNorm(Matrix) uitdrukking
Geeft het maximum van de sommen van de absolute waarden van de
elementen in de rijen in Matrix.
Opmerking: alle matrixelementen moeten vereenvoudigen tot
getallen. Zie ook
colNorm(), pag. 17.
rowSwap()
Catalogus
>
rowSwap(Matrix1, rIndex1, rIndex2) matrix
Geeft Matrix1 met rijen rIndex1 en rIndex2 omgewisseld.
rref()
Catalogus
>
rref(Matrix1[, Tol]) matrix
Geeft de gereduceerde rij-echelon-vorm van Matrix1.
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan To l is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft,
en geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt To l genegeerd.
•Als u
/
·
gebruikt of de modus Automatisch of
Benaderend
instelt op Benaderend, dan worden berekeningen
met behulp van de drijvende komma uitgevoerd.
•Als To l wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan wordt
de standaardtolerantie berekend als:
5EL14 ·max(dim(Matrix1)) ·rowNorm(Matrix1)
Opmerking: zie ook ref(), page 86.