Operation Manual

86 TI-Nspire™ Referentiehandleiding
ref()
Catalogus
>
ref(Matrix1[, Tol]) matrix
Geeft de rij-echelon-vorm van Matrix1.
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan To l is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft, en
geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt To l genegeerd.
•Als u
/
·
gebruikt of de modus Automatisch of
Benaderend
instelt op Benaderend, dan worden berekeningen
met behulp van de drijvende komma uitgevoerd.
•Als To l wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan wordt de
standaardtolerantie berekend als:
5E
L14 ·max(dim(Matrix1)) ·rowNorm(Matrix1)
Vermijd ongedefinieerde elementen in Matrix1. Deze kunnen leiden
tot onverwachte resultaten.
Bijvoorbeeld: als a ongedefinieerd is in de volgende uitdrukking,
verschijnt er een waarschuwingsbericht en wordt de uitkomst
weergegeven als:
De waarschuwing verschijnt omdat het gegeneraliseerde element 1/a
niet geldig zou zijn voor a=0.
U kunt dit vermijden door van tevoren een waarde in a op te slaan of
door de beperkende operator “|” te gebruiken om een waarde te
substitueren, zoals te zien is in het volgende voorbeeld.
Opmerking: zie ook rref(), pag. 91.
remain()
Catalogus
>
remain(Waarde1, Waarde2) waarde
remain(Lijst1, Lijst2) lijst
remain(Matrix1, Matrix2) matrix
Geeft de rest van het eerste argument ten opzichte van het tweede
argument zoals gedefinieerd wordt door de identiteiten:
remain(x,0) x
remain(x,y) xNy·iPart(x/y)
Merk op dat dientengevolge geldt: remain(Nx,y) Nremain(x,y). Het
resultaat is nul of heeft hetzelfde teken als het eerste argument.
Opmerking: zie ook mod(), pag. 65.