Operation Manual
TI-Nspire™ Referentiehandleiding 133
#
(indirectie)
/k-toetsen
# varNaamString
Verwijst naar de variabele met de naam varNaamString. Hiermee
kunt u strings gebruiken om variabelenamen binnen een functie te
creëren.
Creëert of verwijst naar de variabele xyz.
Geeft de waarde van de variabele (r) waarvan de naam is
opgeslagen in variabele s1.
E
(wetenschappelijke notatie)
i-toets
mantisse
Eexponent
Voert een getal in wetenschappelijke notatie in. Het getal wordt
geïnterpreteerd als mantisse × 10
exponent
.
Tip: als u een macht van 10 wilt invoeren zonder een resultaat met
decimalen te veroorzaken, gebruik dan 10^geheel getal.
Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de
computer invoeren door @E in te typen. typ bijvoorbeeld 2.3@E4
om 2.3
E4 in te voeren.
g
(decimale graden)
¹-toets
Uitdr1
g
uitdrukking
Lijst1
g
lijst
Matrix1
g
matrix
Deze functie geeft u een manier om een hoek in decimale graden te
specificeren terwijl u in de modus Graden of Radialen bent.
In de hoekmodus Radialen: vermenigvuldigt Uitdr1 met p/200.
In de hoekmodus Graden: vermenigvuldigt Uitdr1 met g/100.
In de modus Decimale graden: geeft Uitdr1 ongewijzigd.
Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de
computer invoeren door @g in te voeren.
In de modus Graden, Decimale graden of Radialen:
R(radialen)
¹-toets
Waarde1R waarde
Lijst1R lijst
Matrix1R matrix
Deze functie geeft u een manier om een hoek in radialen te
specificeren terwijl u in de modus Graden of Decimale graden bent.
In de hoekmodus Graden: vermenigvuldigt het argument met 180/p.
In de hoekmodus Radialen: geeft het argument ongewijzigd.
In de modus Decimale graden: vermenigvuldigt het argument met
200/p.
Tip: gebruik Rals u radialen wilt forceren in een functiedefinitie,
ongeacht de modus die de voorkeur heeft wanneer de functie wordt
gebruikt.
Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de
computer invoeren door @r in te voeren.
In de hoekmodus Graden, Decimale graden of Radialen: