Operation Manual

TI-Nspire™ Referentiehandleiding 105
T
T
(transponeren)
Catalogus
>
Matrix1
T
matrix
Geeft de complex geconjugeerde transponering van Matrix1.
Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de
computer invoeren door @t in te typen.
tan()
μ-toets
tan(Waarde1) waarde
tan(Lijst1) lijst
tan(Waarde1) geeft de tangens van het argument.
tan(Lijst1) geeft een lijst met de tangensen van alle elementen in
Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, in decimale graden of in radialen, volgens de ingestelde
hoekmodus. U kunt
¡,
G
of Rgebruiken om de instelling van de
hoekmodus tijdelijk te onderdrukken.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
tan(vierkanteMatrix1) vierkanteMatrix
Geeft de matrixtangens van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde
als het berekenen van de tangens van elk element. Zie voor
informatie over de berekeningsmethode
cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
In de hoekmodus Radialen: