Operation Manual
94 TI-Nspire™ Referentiehandleiding
seqn
()
Catalogus >
seqn(Uitdr(u, n [, LijstVanBeginTermen[, nMax
[, PlafondWaarde]]])
lijst
Genereert een lijst met termen voor een rij u(n)=Uitdr(u, n), als
volgt: Verhoogt n van 1 tot nMax met 1, werkt u(n) uit voor
overeenkomstige waarde van n met behulp van de formule Uitdr(u,
n) en de LijstVanBeginTermen en geeft de resultaten terug in een
lijst.
seqn(Uitdr(n [, nMax [, PlafondWaarde]]) lijst
Genereert een lijst met termen voor een niet-recursieve rij
u(n)=Uitdr(n) , als volgt: Verhoogt n van 1 tot nMax met 1, werkt
u(n) uit voor overeenkomstige waarden van n met behulp van de
formule Uitdr(n) en geeft de resultaten terug in een lijst.
Als nMax ontbreekt, dan wordt nMax ingesteld op 2500
Als nMax=0, dan wordt nMax ingesteld op 2500
Opmerking: seqn() roept seqGen( ) aan met n0=1 en nstap =1
Genereer de eerste 6 termen van de rij u(n) = u(n-1)2/2, waarbij
u(1)=
2.
setMode()
Catalogus
>
setMode(modeNaamGeheel getal, instellingGeheel getal)
geheel getal
setMode(lijst) lijst met gehele getallen
Alleen geldig binnen een functie of programma.
setMode(modeNaamGeheel getal, instellingGeheel getal)
stelt de modus modeNaamGeheel getal tijdelijk in op de nieuwe
instelling instellingGeheel getal, een geeft een geheel getal dat
correspondeert met de oorspronkelijke instelling van die modus.
De verandering is beperkt tot de duur van de uitvoering van het
programma/de functie.
modeNaamGeheel getal specificeert welke modus u wilt
instellen. Dit moet één van de gehele getallen voor modi in
onderstaande tabel zijn.
instellingGeheel getal specificeert de nieuwe instelling voor de
modus. Dit moet één van de gehele getallen voor instellingen in
onderstaande tabel zijn, voor de specifieke modus die u instelt.
setMode(lijst) stelt u in staat meerdere instellingen te
veranderen. lijst bevat paren van gehele getallen voor modi en
instellingen.
setMode(lijst) geeft een vergelijkbare lijst waarvan
de paren gehele getallen de oorspronkelijke modi en instellingen
representeren.
Als u alle modusinstellingen hebt opgeslagen met
getMode(0)
& var, dan kunt u setMode(var) gebruiken om die instellingen
te herstellen tot de functie of het programma wordt afgesloten.
Zie getMode(), pag. 43.
Opmerking: de huidige modusinstellingen worden
doorgegeven aan opgeroepen subroutines. Als een subroutine
een modusinstelling verandert, dan gaat de modusverandering
verloren als de besturing terugkeert naar de oproeproutine.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld:
In de Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u
meerregelige definities invoeren door op @ te drukken in plaats
van op · aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord
van de computer houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Geef de benaderde waarde van p weer met behulp van de
standaardinstelling voor Cijfers weergeven, en geef
p vervolgens
weer met een instelling van Vast2. Controleer om te zien of de
standaardinstelling hersteld wordt nadat het programma is
uitgevoerd.