Operation Manual

22 Het rekenkladblok gebruiken
–Druk op . om de selectie te wissen.
–Druk op
/X om de selectie naar het klembord te knippen.
–Druk op
/C om de selectie naar het klembord te kopiëren.
Grafieken tekenen met het rekenkladblok
Klik vanuit de grafiek-pagina van het rekenkladblok op de toets voor het
uitvouwen van de invoerregel om de invoerregel weer te geven en
typ een uitdrukking waarvan u de grafiek wilt tekenen. De invoerregel
geeft de vereiste opmaak voor het typen van een functie weer. Het
standaard grafiektype is Functie, dus de vorm f1(x)= wordt weergegeven.
1. Kies
Grafiektype in het menu en selecteer een grafiektype.
Bijvoorbeeld:
•Druk op b34 om een scatterplot te tekenen. Klik op var om
een variabele te kiezen om te plotten als x en y voor sn.
•Druk op
b31 om de grafiek van een functie te tekenen.
De invoerregel verandert om de uitdrukkingsopmaak voor het
gespecificeerde grafiektype weer te geven. U kunt meerdere functies
voor elk grafiektype specificeren.
2. Typ een uitdrukking en eventuele andere parameters die nodig zijn
voor het grafiektype.
3. Druk op · om de grafiek van de functie te tekenen of druk op ¤
om nog een functie toe te voegen. Indien nodig kunt u op b4
drukken om een tool in het menu
Venster/Zoom te kiezen en het
weergavegebied aan te passen.
Wanneer u de grafiek van de uitdrukking tekent, verdwijnt de
invoerregel om de grafiek overzichtelijke weer te geven. Als u een
functie selecteert of volgt, dan wordt die functie weergegeven op de
invoerregel. U kunt een functie veranderen door de bijbehorende
uitdrukking te bewerken, of door de grafiek te pakken en te
veranderen.
Als u de grafieken van meerdere functies tekent, dan wordt het label
met de uitdrukking voor elk van die grafieken op de as weergegeven.
U kunt maximaal 99 functies van elk type definiëren en tekenen.