Operation Manual
Hoofdstuk 17. Programmeren 283
17PROGRM.NLD TI-89/TI-92 Plus: Programming (Dutch) Susan Gullord Revised: 02/29/00 12:17 PM Printed: 02/29/00 12:22 PM Page 283 of 40
Als u een programma uitvoert, worden de programmaregels in
volgorde uitgevoerd. Bepaalde opdrachten beïnvloeden echter het
programmaverloop. Bijvoorbeeld:
¦
Controlestructuren zoals
If...EndIf
-opdrachten gebruiken een
voorwaardelijke test om te beslissen welk deel van een
programma wordt uitgevoerd.
¦
Lus-opdrachten zoals
For...EndFor
herhalen een groep opdrachten.
V
oor meer complexe programma’s
die
If...EndIf
en lus-structuren zoals
For...EndFor
gebruiken, kunt u de
p
rogramma’s beter leesbaar en
begrijpelijker maken door
inspringingen te gebruiken.
:If x>5 Then
: Disp “x is > 5”
:Else
: Disp “x is < or = 5”
:EndIf
In een programma worden berekende resultaten niet weergegeven,
tenzij u een uitvoeropdracht gebruikt. Dit is een belangrijk verschil
tussen het uitvoeren van een berekening op het basisscherm en in
een programma.
Deze berekeningen geven geen
resultaat in een programma weer
(maar wel op het basisscherm).
:12ù 6
:cos(p/4)
:solve(x^2ì xì 2=0,x)
Uitvoeropdrachten zoals
Disp
geven
een resultaat in een programma
weer.
:Disp 12ù 6
:Disp cos(p/4)
:Disp solve(x^2ì xì 2=0,x)
A
ls het resultaat van een berekening
wordt weergegeven, wordt dit
resultaat daarmee niet opgeslagen.
A
ls u het resultaat later nog nodig
hebt, sla de waarde dan op in een
v
ariabele.
:cos(p/4)! maximum
:Disp maximum
U kunt op de volgende manieren waarden in een programma invoeren:
¦
Verplicht de gebruikers om een waarde in de benodigde variabelen
op te slaan (met §) voordat het programma wordt uitgevoerd.
Het programma kan dan naar deze variabelen verwijzen.
¦
Voer de waarden rechtstreeks
in het programma zelf in.
:Disp 12ù 6
:cos(p/4)! maximum
¦
Gebruik invoeropdrachten
die de gebruikers vragen de
benodigde waarden in te
voeren wanneer zij het
programma uitvoeren.
:Input “Enter an integer”,i
:Request “Enter an integer”,n
¦
Verplicht de gebruikers om
één of meer waarden aan het
programma door te geven
wanneer zij dit uitvoeren.
prog1(3,5)
Het programmaverloop
controleren
Tip: zie pagina 295 en 297
voor meer informatie.
Inspringingen gebruiken
Berekende resultaten
weergeven
Tip: zie pagina 302 voor
een lijst met beschikbare
uitvoeropdrachten.
Waarden aan een
programma doorgeven
Tip: zie pagina 301 voor
een lijst met beschikbare
invoeropdrachten.