Operation Manual
960 Appendix A: Functies en instructies
sign() MATH/Number menu
sign(
uitdrukking1
) ⇒
⇒⇒
⇒
uitdrukking
sign(
lijst1
) ⇒
⇒⇒
⇒
lijst
sign(
matrix1
) ⇒
⇒⇒
⇒
matrix
Berekent voor de reële en complexe
uitdrukking1
,
het quotiënt
uitdrukking1
/abs(
uitdrukking1
) indien
uitdrukking1
ƒ 0.
Het resultaat is 1 indien
uitdrukking1
positief is.
Het resultaat is ë 1 indien
uitdrukking1
negatief is.
sign(0) is „ 1 indien de complexe getallenmodus
REAL is; zo niet, dan is sign(0) gelijk aan
zichzelf.
sign(0) stelt de eenheidscirkel voor in het
complexe domein.
Voor een lijst of matrix is het resultaat het teken
van elk element.
sign(ë 3.2) ¸ ë 1.
sign({2,3,4,
ë 5}) ¸ {1 1 1 ë 1}
sign(1+abs(x))
¸ 1
Indien de complexe getallenmodus
REAL is:
sign([
ë 3,0,3]) ¸ [ë 1 „1 1]
simult() MATH/Matrix menu
simult(
coëffMatrix
,
constVector[, tol]
) ⇒
⇒⇒
⇒
matrix
Geeft een kolomvector die de oplossing van een
stelsel lineaire vergelijkingen bevat.
coëffMatrix
moet een vierkante matrix zijn die
bestaat uit de coëfficiënten van de vergelijkingen.
constVector
moet hetzelfde aantal rijen (dezelfde
dimensie) hebben als
coëffMatrix
en moet de
constanten bevatten.
Naar keuze wordt ieder matrixelement behandeld als
nul indien zijn absolute waarde minder is dan
tol
.
Deze tolerantie wordt alleen gebruikt wanneer de
matrix elementen heeft met een drijvende komma
en geen symbolische variabelen bevat waaraan geen
waarde is toegekend. Anders wordt
tol
genegeerd.
• Indien u ¥¸gebruikt of de modus
instelt op
Exact/Approx=APPROXIMATE,
worden berekeningen gemaakt met getallen
met een drijvende komma.
• Indien
tol
wordt weggelaten of niet wordt
gebruikt, wordt de standaardtolerantie
berekend als:
5Eë 14 ù max(dim(
coëffMatrix
))
ù rowNorm(
coëffMatrix
)
Los op voor x en y: x + 2y = 1
3x + 4y =
ë 1
simult([1,2;3,4],[1;
ë 1]) ¸
[
ë 3
2
]
De oplossing is x=ë 3 en y=2.
Los op: ax + by = 1
cx + dy = 2
[a,b;c,d]
! matx1 ¸ [
a b
c d
]
simult(matx1,[1;2])
¸
ë (2ø bì d)
a
ø dì bø c
2
ø aì c
a
ø dì bø c
simult(
coëffMatrix
,
constMatrix
[,
tol
]) ⇒
⇒⇒
⇒
matrix
Lost meervoudige stelsels lineaire vergelijkingen
op, waarbij ieder stelsel dezelfde vergelijkings-
coëfficiënten heeft, maar verschillende constanten.
Iedere kolom in
constMatrix
moet de constanten
bevatten van een van de stelsels vergelijkingen.
Iedere kolom in de resulterende matrix bevat de
oplossing voor het corresponderende stelsel.
Los op: x + 2y = 1
3x + 4y =
ë 1
simult([1,2;3,4],[1,2;
ë 1,ë 3]) ¸
[
ë 3 ë 7
2 9/2
]
Voor het eerste stelsel, x=ë 3 en
y=2. Voor het tweede stelsel, x=
ë 7
en y=9/2.