Operation Manual
Hoofdstuk 10: Differentiaalvergelijkingen
159
10DIFFEQ.DOC 10 Benoît Van Hove Revised: 08/27/97 7:46 PM Printed: 08/27/97 8:33 PM Page 159 of 2210DIFFEQ.DOC 10 Benoît Van Hove Revised: 08/27/97 7:46 PM Printed: 08/27/97 8:33 PM Page 159 of 22
5 Geef de editor voor de assen weer, voer de
variabelennaam van de vergelijking, die u wilt
oplossen, in. Laat de apostrof (
'
) voor de te
tekenen oplossing
Q1
weg.
6 Accepteer of wijzig
fldRes
(resolutie).
) &
1
7 Geef de grafiek weer. Door de
standaardinstelling van de venstervariabelen
geeft het lijnelementenveld niet zoveel
informatie.
- i
8 Wijzig de venstervariabelen
xMin
,
xMax
,
yMin
en
yMax
.
9 Kies
TRACE
uit het
GRAPH
-menu om de
grafiek opnieuw te tekenen en de
traceercursor te activeren. Traceer de
oplossing. De coördinaten van de
traceercursor worden voor
t
en
Q1
weergegeven.
' # # # #
0
#
5
# #
0
#
20
/ )
" and !
Bij
SlpFld
is
x=t
altijd waar; de
standaard instelling voor de
assen is:
y=Q1
en
fldRes=15
.