Operation Manual
Hoofdstuk 3: De grafiek van functies Inhoud van dit hoofdstuk 118
•Druk ~ ~ als u de venstervariabelen voor de modus Seq wilt weergeven (het
vervolgmenu
U/V/W).
5. Kies de venstervariabele waarin de waarde wilt opslaan. De naam van de variabele
wordt op de huidige positie van de cursor ingevoegd.
6. Druk Í om de invoer van de instructie te beëindigen.
Wanneer de instructie wordt uitgevoerd, zal de TI-84 Plus de waarde opslaan in de
venstervariabele en deze waarde op het scherm tonen.
@X en
X en X en
X en @Y
YY
Y
Met de variabelen @
X en @Y (de opties 8 en 9 in het vervolgmenu X/Y van de optie
(
1:Window) in het menu VARS) wordt de afstand tussen het middelpunt van een pixel tot
het middelpunt van een aangrenzende pixel in een grafiek (de grafische
nauwkeurigheid) bepaald. @
X en @Y worden berekend op basis van Xmin, Xmax, Ymin
en
Ymax op het ogenblik dat u de grafiek laat plotten.
U kunt waarden opslaan in de variabelen @
X en @Y. Wanneer u dit doet, zullen de
variabelen
Xmax en Ymax worden berekend aan de hand van @X, Xmin, @Y en Ymin.
∆X
Xmax Xmin–()
94
---------------------------------------= ∆Y
Ymax Ymin–()
62
---------------------------------------=