Operation Manual

Hoofdstuk 3: De grafiek van functies Inhoud van dit hoofdstuk 86
zichtbare venster zijn. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de waarde of uitdrukking, drukt
u Í om de cursor te verplaatsen.
Opmerking: deze functie kunt u niet gebruiken voor statistische plots.
Het venster naar links of naar rechts verschuiven
Wanneer u een functie links of rechts buiten het zichtbare venster volgt, zal het zichtare
venstergedeelte automatisch naar links of naar rechts verschuiven. De variabelen
Xmin en Xmax
worden dan ook aangepast in functie van het nieuwe zichtbare venster.
QuickZoom
Terwijl u een functie volgt, kunt u Í drukken om het zichtbare venster te verplaatsen zodat de
positie van de cursor precies het middelpunt van het nieuwe zichtbare venster wordt, ongeacht of de
cursor zich op dat ogenblik in, boven of onder het venster bevindt. Op die manier kunt u het venster
dus ook naar boven en naar onder verschuiven. Nadat u deze Quick Zoom functie hebt gebruikt, zal
de cursor in de modus TRACE blijven staan.
TRACE verlaten en hiernaar terugkeren
Wanneer u de TRACE functie verlaat en hiernaar terugkeert, blijft de volgcursor op precies
dezelfde positie staan waar deze zich bevond toen u de TRACE verliet, tenzij de grafiek opnieuw
werd geplot door middel van de functie Smart Graph.
TRACE gebruiken in een programma
Begin op een lege regel in het programmascherm en druk r. De instructie
Trace wordt op de
huidige positie van de cursor ingevoegd. Wanneer deze instructie wordt uitgevoerd in de loop van
het programma, zal de grafiek op het scherm worden weergegeven en verschijnt de volgcursor op
de grafiek van de functie die het eerst werd geselecteerd. Terwijl u volgt, worden de waarden van
de coördinaten bijgewerkt. Wanneer u de volgprocedure wilt beëindigen, drukt u Í om het
verloop van de uitvoering van het programma verdere te zetten.