Operation Manual
Hoofdstuk 3: De grafiek van functies Inhoud van dit hoofdstuk 84
Grafieken onderzoeken met de vrij beweegbare cursor
De vrij beweegbare cursor
Wanneer de grafiek op het scherm staat weergegeven, moet u |, ~, } of † drukken om de
cursor over het scherm te bewegen. Wanneer de grafiek voor het eerst op het scherm verschijnt,
zal de cursor niet zichtbaar zijn. Drukt u nu |, ~, } of † zodat de cursor verschijnt en deze weg
van het middelpunt van het zichtbare venster beweegt.
Terwijl u de cursor over het scherm verplaatst, worden de waarden van de coördinaten van de
positie van de cursor onderaan het scherm weergegeven, tenminste indien de opmaakinstelling
CoordOn werd gekozen. De instelling van de modus Float/Fix bepaalt dan hoeveel cijfers na het
decimale teken worden getoond voor de waarden van deze coördinaten.
Als u de grafiek op het scherm wilt weergeven zonder de cursor en de waarden van de
coördinaten, druk dan ‘ of Í. Wanneer u |, ~, } of † drukt, zal de cursor opnieuw
verschijnen en op dezelfde wijze worden verplaatst.
De grafische nauwkeurigheid
De vrij beweegbare cursor wordt op het scherm van pixel naar pixel (beeldpunt) verplaatst.
Wanneer u de cursor verplaatst naar een pixel dat op de kromme van de functie schijnt te liggen,
is het mogelijk dat de cursor zich wel dicht bij, maar niet echt op de kromme bevindt. De waarde
van de coördinaten die onderaan het scherm worden getoond, zijn daarom niet noodzakelijk de
punten van de functie. Als u de cursor precies over de grafiek wilt verplaatsen, moet u de functie
r gebruiken.
De waarden van de coördinaten die op het scherm worden getoond terwijl u de cursor verplaatst,
geven een benadering van de eigenlijke wiskundige coördinaten, met een nauwkeurigheid van
maximaal de breedte en hoogte van het beeldpunt. Naarmate waarde van de variabelen
Xmin,
Xmax, Ymin en Ymax dichter bij elkaar liggen (zoals bij de functie Zoom In), zal de grafische
nauwkeurigheid groter zijn en zullen de waarden van de coördinaten de wiskundige coördinaten
nog dichter benaderen .
Grafieken onderzoeken met de functie TRACE
De volgfunctie (TRACE) beginnen
Met behulp van de volgfunctie TRACE kunt u de cursor van het ene geplotte punt van een kromme
van een functie naar het andere verplaatsen. Om de volgprocedure te starten, drukt u r. Als
op dat ogenblik nog geen grafiek op het scherm staat weergegeven, zal deze worden geplot nadat
u r hebt gedrukt. De volgcursor staat nu op de functie die in het Y= scherm eerst werd
Vrij-bewegende cursor lijkt op de kromme
te staan