Operation Manual

Appendix A: Tabellen en referentie-informatie 375
Appendix A:
Tabellen en referentie-informatie
De tabel van de functies en instructies
Functies geven als resultaat een waarde, een lijst of een matrix en kunnen in uitdrukkingen
worden gebruikt. Instructies hebben een actie als gevolg. Voor sommige functies en instructies
moet u argumenten opgeven. Facultatieve argumenten en bijbehorende komma's staan tussen
vierkante haakjes ( [ ] ) aangegeven. Voor meer informatie over een item, met inbegrip van de
beschrijving en beperking van de argumenten, kunt u de pagina raadplegen die in de rechterkolom
van de tabel staat vermeld.
Vanuit de
CATALOG kunt u elke functie of instructie in het basisscherm of in een opdrachtregel in
het programmascherm invoegen. Bepaalde instructies en functies kunt u echter niet in het
basisscherm gebruiken. De items in deze tabel staan in dezelfde volgorde als in de Catalog.
markeert toetsaanslagen die alleen geldig zijn in de programma-editor of toetsaanslagen die
bepaalde instructies in het scherm plakken wanneer u zich in de programma-editor bevindt.
Bepaalde toetsaanslagen leiden tot weergave van menu’s die alleen beschikbaar zijn in de
programma-editor. Andere toetsaanslagen plakken instellingen voor modus, format of tabellen
alleen in het scherm wanneer u zich in de programma-editor bevindt.
Functie of instructie/
argumenten
Resultaat
Toets of
toetsen/menu of
scherm/optie
abs(waarde) Berekent de absolute waarde van een reëel getal, een
uitdrukking, lijst of matrix.
abs(waarde)
abs(complexe waarde) Geeft de resultante van een complex getal of lijst.
CPX
5:abs(
waardeA and waardeB
Geeft 1 indien zowel waardeA als waardeB ƒ 0 zijn.
waardeA en waardeB kunnen hierbij reële getallen,
uitdrukkingen of lijsten zijn.
y :
LOGIC
1:and
angle(waarde) Geeft de hoek in poolcoördinaten van een complex getal of
een lijst van complexe getallen.
CPX
4:angle(
ANOVA(lijst1,lijst2
[,lijst3,...,lijst20])
Voert een variantie-analyse uit om de gemiddelden van
twee tot 20 populaties met elkaar te vergelijken.
TESTS
H:ANOVA(
Ans Geeft het laatste antwoord.
y Z
Archive Verplaatst de aangegeven variabelen van het RAM naar het
geheugen van het gebruikersarchief.
Om de variabelen uit het archief te halen gebruikt u
UnArchive.
y L
5:Archive
Asm(naam
assembleerprogramma)
Voert een assembleertaalprogramma uit.
y N
Asm