Operation Manual
Hoofdstuk 18: Geheugen- en variabelenbeheer 351
Archiveren en dearchiveren kan op twee manieren gedaan worden:
• Gebruik de commando’s
5:Archive of 6:UnArchive uit het menu MEMORY of de CATALOG.
• Gebruik een bewerkingsscherm van Geheugenbeheer.
Gebruik voordat u variabelen archiveert of dearchiveert, in het bijzonder variabelen met een groot
aantal bytes (zoals grote programma’s), het menu
MEMORY om:
• De grootte van de variabele te bepalen.
• Te zien of er genoeg vrije ruimte is.
Functies Y1, Y2, . . . , Y9,
Y0
nee n.v.t.
Parametervoorst-
ellingen
X1T en Y1T, ... ,
X6T en Y6T
nee n.v.t.
Functies met
poolcoördinaten
r1, r2, r3, r4, r5, r6 nee n.v.t.
Functies van
getallenrijen
u, v, w nee n.v.t.
Statistische plots Plot1, Plot2,
Plot3
nee n.v.t.
Grafiekdatabases GDB1, GDB2,... ja ja
Afbeeldingen van
grafieken
Pic1, Pic2, ... ,
Pic9, Pic0
ja ja
Strings Str1, Str2, . . .
Str9, Str0
ja ja
Tabellen
TblStart, @Tbl,
TblInput
nee n.v.t.
Apps Toepassingen zie
Opmerking
boven
nee
AppVars Toepassings-
variabelen
ja ja
Groepen zie Opmer-
king boven
nee
Variabelen met
gereserveerde
namen
minX, maxX,
RegEQ en andere
nee n.v.t.
Systeem-
variabelen
Xmin, Xmax en
andere
nee n.v.t.
Om te: Grootte moet zodanig zijn dat:
Archiveren Vrije ruimte in het archief > grootte van de variabele
Variabeletype
Namen
Archiveren?
(ja/nee)
Dearchiveren?
(ja/nee)