Operation Manual
Hoofdstuk 17: Activiteiten 340
6. Druk r. Gebruik opnieuw de cursortoetsen om de waarden van de twee in de grafiek
weergegeven functies
Y3 en Y4 met elkaar te vergelijken.
yt
2
td
2
x
∫
=
Probleemstelling 2
Bestudeer de functies die als volgt worden gedefinieerd:
, t
2
td
0
x
∫
, en t
2
td
2
x
∫
Procedure 2
1. Druk op o. Schakel alle functies en statistische plots uit. Gebruik een lijst om deze drie
functies tegelijkertijd te definiëren. Sla deze functie op in
Y5.
2. Druk op q 6 om 6:ZStandard te selecteren. De grafieken worden weergegeven terwijl de
berekening van de integraal en afgeleide plaatsvindt in elk pixelpunt, wat even kan duren.
3. Druk op r. Merk op dat de functies gelijkvormig zijn, maar verticaal werden verschoven
op basis van een constante waarde.
4. Druk op o. Voer de numerieke afgeleide van Y5 in Y6.