Operation Manual
Hoofdstuk 16: Programmeren 306
Input
Een waarde in een variabele opslaan met de instructie Input
De instructie
Input gevolgd door variabele toont een ? (vraagteken) als aanwijzer in de loop van de
uitvoering van het programma. De
variabele kan een reëel getal, een complex getal, een lijst,
matrix, tekenreeks of Y=
functie zijn. Wanneer het programma wordt gestart en dit teken
verschijnt, voert u een waarde in (dit kan een uitdrukking zijn) en druk vervolgens Í. Deze
waarde wordt geëvalueerd en in
variabele opgeslagen. De uitvoering van het programma wordt
verdergezet.
Input [variabele]
U kunt maximum 16 tekens
tekst of de inhoud van Strn (een tekenreeksvariabele) als aanwijzer op
het scherm weergeven. Wanneer het programma wordt gestart en deze tekst verschijnt, voert u
een waarde in na de aanwijzer en drukt u vervolgens Í. Deze waarde wordt dan in de
variabele
opgeslagen. De uitvoering van het programma wordt verdergezet.
Input ["tekst",variabele]
Input [Strn,variabele]
Opmerking: wanneer een programma gedurende de uitvoering ervan door middel van een
aanwijzer vraagt om de invoer van lijsten en uitdrukkingen, moet u ook de accolades (
{ }) voor en
na de items in de lijst en de aanhalingstekens voor en na de uitdrukkingen invoeren.
Programma Resultaat
Programma Resultaat