Operation Manual
Hoofdstuk 16: Programmeren 304
Opmerking: als u de instructie RCL gebruikt, kunt u de naam van de subroutine niet invoeren. U
moet in dit geval de naam automatisch invoegen door een keuze te maken in het menu PRGM
EXEC.
Return
Return is een instructie waarmee de subroutine wordt verlaten en het hoofdprogramma verder
wordt uitgevoerd, zelfs indien deze in geneste lussen voorkomt. Eventuele lussen worden
beëindigd. Het programma veronderstelt aan het einde van elk programma, dat als een subroutine
wordt aangeroepen, een impliciete
Return-instructie. Wanneer in de loop van de uitvoering een
Return-instructie wordt ontmoet binnen het hoofdprogramma, zal het programma stoppen en keert
u terug naar het basisscherm.
Stop
Stop is een instructie waarmee u de uitvoering van een programma kunt beëindigen en vervolgens
kunt terugkeren naar het basisscherm. Een
Stop-instructie aan het einde van een programma mag
u invoegen, dit is niet noodzakelijk.
DelVar
DelVar is een instructie waarmee u de inhoud van een variabele uit het geheugen kunt wissen.
DelVar variabele
GraphStyle(
GraphStyle( is de instructie waarmee u kunt aangeven welke grafiekstijl bij het plotten moet
worden toegepast.
functie# is het nummer van de Y= functienaam in de huidige grafiekinstelling.
grafiekstijl is een getal van 1 tot 7 dat overeenstemt met de grafiekstijl, zoals hieronder aangegeven.
GraphStyle(functie#,grafiekstijl)
Voorbeeld:
GraphStyle(1,5) in de Func instelling stelt de grafiekstijl voor Y1 in op ‘ (pad; 5).
Niet alle grafiekstijlen zullen echter beschikbaar zijn in alle grafiekinstellingen. Zie de tabel van
grafiekstijlen in hoofdstuk 3 voor meer gedetailleerde informatie voor de verschillende
grafiekstijlen.
1 = ç (lijn)
2 = è (dik)
3 = é (schaduw bovenaan)
4 = ê (schaduw onderaan)
5 = ë (pad)
6 = ì (actief)
7 = í (punt)