Operation Manual
Hoofdstuk 12: Statistieken 226
2. Kies de plot die u wenst te gebruiken. Het STAT PLOT scherm verschijnt voor de plot die u hebt
gekozen.
3. Als u de statistische gegevens onmiddellijk wilt afbeelden, drukt u Í om de optie On te
kiezen. Ongeacht of u
On of Off kiest, zal de definitie worden opgeslagen.
4. Kies het type van de plot. Voor elk plottype verschijnen de opties zoals aangegeven in deze
tabel:
Plot Type
XList
YList
Mark
Freq
Data List Data
Axis
" Scatter œ œ œ
( xyLine œ œ œ
Ò Histogram œ œ œ œ
* ModBoxplot œ œ œ
+ Boxplot œ œ œ œ
) NormProbPlot œ œ œ
5. Voer de lijstnamen in of selecteer de opties voor het plottype.
• Xlist (naam van de lijst met onafhankelijke gegevens)
• Ylist (naam van de lijst met afhankelijke gegevens)
• Mark (› of + of ¦ als markeringssymbool)
• Freq (frequentielijst voor de elementen in Xlist; standaardinstelling is 1)
• Data List (lijstnaam voor NormProbPlot)
• Data Axis (de as waarop Data List zal worden geplot)
Andere STAT PLOT schermen oproepen
Elke statistische plot heeft een eigen, uniek STAT PLOT scherm. De naam van de actuele
statistische plot (
Plot1, Plot2 of Plot3) staat op de bovenste regel van het STAT PLOT scherm
gemarkeerd. Als u het STAT PLOT scherm van een andere plot wilt oproepen, drukt u } en ~ om
de cursor op de bovenste regel te verplaatsen tot op de overeenkomstige naam en drukt u Í.
Vervolgens verschijnt het STAT PLOT scherm van de gekozen statistische plot terwijl de
geselecteerde naam gemarkeerd blijft.