Operation Manual
Hoofdstuk 12: Statistieken 195
Let op het patroon van de restwaarden: een groep van negatieve restwaarden, gevolgd door een
groep van positieve restwaarden en tenslotte een andere groep van negatieve restwaarden.
Het residupatroon geeft een kromming aan voor deze waarvoor het lineaire model niet geschikt
was. De residuele plot benadrukt een neerwaartse kromming. Daarom zou een neerwaartse
curve nauwkeuriger bij de gegevens passen nauwkeuriger zijn. Probeer een vermogensregressie
om de functie van de vorm y = a … x
b
passend te gebruiken.
20. Druk op Í om
On te selecteren, wat plot 2
activeert.
Druk op † Í om " (scatter plot) te
selecteren. Druk op Ü y d om
Xlist
:L1 voor plot 2 te specificeren.
Druk op † ã
Rä ãEä ãSä ãIä ãDä (alpha-lock is
ingeschakeld) om
Ylist:RESID voor plot 2 te
specificeren. Druk op † Í om › te
selecteren als de markering voor elk datapunt op
in scatter plot.
21. Druk op o om Y= editor weer te geven.
Druk op | om de cursor naar het
= teken te
verplaatsen en druk vervolgens op Í om
Y1 te
deselecteren. Druk op } Í om plot 1 uit te
schakelen.
22. Druk op q
9 om 9:ZoomStat in het menu ZOOM
te selecteren. De venstervariabelen worden
automatisch aangepast en plot 2 verschijnt. Dit is
een scatter plot van de residuen.
23. Druk op o om de Y=editor weer te geven.
Druk op ‘ om de lineaire
regressievergelijking uit
Y1 te wissen. Druk op
} Í om plot 1 in te schakelen. Druk op
} Í om plot 2 uit te schakelen.
24. Druk op q
9 om 9:ZoomStat in het menu ZOOM
te selecteren. De venstervariabelen worden
automatisch aangepast en de originele scatter plot
van de tijd-versus-lengte gegevens (plot 1) wordt
weergegeven.