Operation Manual

Hoofdstuk 10: Matrices 163
Wanneer u twee matrices met elkaar wilt vermenigvuldigen (¯), moet de kolomdimensie van
matrixA overeenstemmen met de rijdimensie van matrixB.
matrixAämatrixB
Wanneer u een matrix met een waarde of een waarde met een matrix vermenigvuldigt, levert dit het
resultaat van een nieuwe matrix op, waarin elk element van
matrix werd vermenigvuldigd met
waarde.
matrixäwaarde
waardeämatrix
Teken-omkering
Wanneer u het teken van een matrix omkeert (Ì), resulteert dit in een matrix waarin het teken van
elk element is gewijzigd (omgekeerd).
.matrix
abs(
De functie
abs( (absolute waarde, menu MATH NUM) resulteert in een matrix die de absolute
waarde van elk element in de
matrix bevat.
abs(matrix)