Operation Manual
Hoofdstuk 10: Matrices 160
Een matrix in een uitdrukking invoeren
In het matrixscherm kunt u een matrix invoeren, bewerken en opslaan. U kunt echter ook een
matrix rechtstreeks in een uitdrukking invoeren.
Als u een matrix in een uitdrukking wilt invoeren, gaat u als volgt te werk.
1. Druk y [ [ ] om het begin van de matrix aan te geven.
2. Druk y [ [ ] om het begin van een rij aan te geven.
3. Voer een waarde in (dit kan een uitdrukking zijn) voor elk element in de rij. Gebruik komma's
als scheidingstekens voor de waarden.
4. Druk y [ ] ] om het einde van de rij aan te geven.
5. Herhaal de stappen 2 tot en met 4 totdat u alle rijen hebt ingevoerd.
6. Druk y [ ] ] om het einde van de matrix aan te geven.
Opmerking: de sluitende ]] zijn niet vereist aan het einde van een uitdrukking of voor !.
De resulterende matrix wordt in de volgende vorm weergegeven:
[[element1,1,...,element1,n] [elementm,1,...,elementm,n]]
De uitdrukking wordt berekend wanneer u de invoer hebt beëindigd.
Opmerking:
• De komma's die u moet invoeren als scheidingstekens voor de elementen, worden echter niet
in de resulterende matrix op het scherm getoond.
• Sluithaakjes zijn vereist als u een matrix rechtstreeks op het hoofdscherm of in een
uitdrukking invoert.
• Wanneer u een matrix definieert met de matrixeditor, wordt deze automatisch opgeslagen.
Als u een matrix echter rechtstreeks op het hoofdscherm of in een uitdrukking invoert,
wordt deze niet automatisch opgeslagen, maar kunt u deze zelf opslaan.
In de MathPrint™-modus kunt u ook het MTRX snelmenu gebruiken om dit type matrix in te
voeren:
1. Druk op t ` † ~ ~ Í † Í om de matrixafmetingen op te geven.
2. Druk op 1 ~ 2 ~ 2 ~ 4 ~ 5 ~ 6 ~ om de matrix te definiëren.
3. Druk op Í om de berekening uit te voeren.