Operation Manual

Hoofdstuk 10: Matrices 159
3. Schakel over naar de bewerkingsmodus door Í, of een invoertoets in te drukken.
4. Wijzig de waarde van het matrixelement met behulp van de toetsen voor de bewerkingsmodus
die hieronder worden beschreven. U kunt ook een uitdrukking invoeren, die zal worden
berekend wanneer u de bewerkingsmodus verlaat.
Opmerking: indien u zich hebt vergist en de vorige waarde wilt herstellen, kunt u Í
drukken om de wijziging van de waarde onder de rechthoekige cursor ongedaan te maken.
5. Druk Í, } of om naar een ander element in de matrix over te schakelen.
Toetsen gebruiken in de bewerkingscontext
Toets Functie
| of ~
Verplaatst de bewerkingscursor in het getal van de waarde.
of }
Hiermee slaat u de weergegeven waarde op de bewerkingsregel op in het
matrixelement; hiermee schakelt u over naar de kijkcontext en verplaatst u
de cursor binnen de kolom
Í
Hiermee slaat u de weergegeven waarde op de bewerkingsregel op in het
matrixelement; hiermee schakelt u over naar de kijkcontext en beweegt u
de cursor naar het volgende rij-element
Wist de waarde die op de onderste regel staat weergegeven.
Invoer van een
teken
Voegt het teken in op de positie van de bewerkingscursor op de onderste
regel.
y 6
Activeert de cursor waarmee u tekens kunt tussenvoegen.
{
Wist het teken dat zich onder de bewerkingscursor op de onderste regel
bevindt.
Matrices in uitdrukkingen gebruiken
Een matrix in een uitdrukking gebruiken
Als u een matrix in een uitdrukking wilt gebruiken, kunt u als volgt te werk gaan.
Kopieer de naam vanuit het menu
MATRX NAMES.
Vraag de inhoud van de matrix op in de uitdrukking met behulp van de functie y K (zie
hoofdstuk 1).
Voer de matrix rechtstreeks in (zie hieronder).